alsof wij ons tegenover de inheemsche volken moesten verontschuldigen, dat wij er nog zijn, een houding van aarzeling en weifeling, die op zoo menig ander gebied bij personen en overheden valt op te merken. Beginselen als ‘alles begrijpen is alles vergeven’ en ‘elke overtuiging van anderen eerbiedigen’ dreigen in het practische regeeringsbeleid de kracht te verzwakken, die noodig is om te handelen ter bereiking van een in volle bewustheid gesteld doel.
Met een beroep op het recht der volken, om over hun eigen lot te beschikken, wordt de rechtmatigheid van ons gezag over Indië bestreden. Maar waar zou, bij het onderzoek daarnaar en het herstel der gemaakte fouten, de ‘herziening der geschiedenis’ moeten ophouden? Er zou dan, volgens een geestig woord van Ernest Renan, ‘geen ander wettig recht in de wereld zijn dan dat der orang-oetans, die daaruit onrechtvaardiglijk door de beschaafden.’ ontzet werden
Het recht om ons gezag in Indië te handhaven, verwerven wij elken dag weer door een naar ons beste weten rechtvaardig bestuur. Rechtvaardig tegenover alle bevolkingsgroepen. Maar dan moeten wij wel eens tegen onverdraagzamen onverdraagzaam zijn; dan moeten wij ons afkeeren van hen, die de toegestoken hand tot samenwerking weigeren.
‘De Indische Mercuur’ is een weekblad voor ‘Handel, Landbouw, Nijverheid en Mijnwezen in Nederlandsch Oost- en West-Indië’ of met de woorden van den Gouverneur-Generaal in zijn gelukwensch: ‘Zooals Mercurius de boodschapper van de goden der oudheid was, is de Indische Mercuur de overbrenger van de resultaten der onderzoekingen en overpeinzingen van de mannen van wetenschap en rijpe ervaring aan hen, die hier in alle takken van handel, cultures en bedrijf mede arbeiden aan den vooruitgang van Nederlandsch-Indië’. Wie daaruit echter mocht willen besluiten, dat het alleen werk van en voor kapitalisten is, waarvan het boek een beeld geeft, dien zouden wij willen vragen kennis te nemen van het volgende uit de aanteekeningen, die wij al lezende maakten, en die gemakkelijk te vermeerderen zouden zijn:
De Nederlandsch-Indische kinacultuur levert sedert jaren 90% van de wereldopbrengst.
Het nieuwe gebouw der Stovia (School tot opleiding van Inlandsche Artsen) werd in 1902 ten geschenke gegeven door 3 Delimannen, P.W. Janssen, J. Nienhuys en H.C. van den Honert.
‘Indië is een van die landen, dat zich op de meest effectieve pokkenbescherming kan beroemen. Door Nijland was de bereiding van de vaccine op een peil gebracht, dat in de geheele wereld zijn gelijke niet vond.’
De handel is alle eeuwen door ook de verspreider van geestelijke goederen geweest, en ‘de rol van beschavingsdrager hebben ook thans handel en nijverheid, ware het alleen maar omdat de aard van onze positie in Oost-Azië zulks meebrengt.’
Wij eindigen met een opmerking en een vraag aan het adres van de wakkere firma De Bussy, die zoo veel belangrijke geschriften over Indië heeft uitgegeven en voor de verspreiding van boeken in Indië zoo veel gedaan heeft. De opmerking is deze: Heel jammer is het, dat er aan Curaçao geen woord gewijd is; de vraag: Zou er nu niet een mouw aan zijn te passen om elke hoogere burgerschool en kweekschool, elk gymnasium en lyceum in Nederland een nummer van dit kostelijke boek te bezorgen? Welke vereeniging, die rijker is dan het Algemeen Nederlandsch Verbond, wil zich daarvoor spannen?
Rijswijk, Februari 1928.
J.E. BIJLO.
Nederlanders en Stamverwanten!
Spreekt in Vlaamsch België Nederlandsch!!
Proefstation voor rubber te Buitenzorg.