der toelichting bij een wetsontwerp niet zijn veranderd door den schrijver van het artikel.
Creolen zijn volbloed Europeanen, die in de tropen zijn geboren.
Kleurlingen zijn geen Creolen, volbloed negers, Indianen enz. enz. al evenmin.
Het meest bekend is in dit verband Josephine Tascker de la Pagerie, gewoonlijk De Beauharnais genaamd naar haar eersten man, de eerste vrouw van Napoleon. Het was een creoolsche van Martinique. Zou men waarlijk meenen, dat Napoleon met een volbloed inlandsche vrouw was getrouwd of zelfs maar met een kleurlinge? Josephine was een volbloed blanke vrouw, echter in de tropen geboren.
Het woord Creool wordt zeer veel misbruikt, vooral kleurlingen noemen zich vaak Creolen, wat zij niet zijn. Vermoedelijk meestal wel uit onkunde.
Het kan slechts verwarring geven, als men beweert, dat er in Suriname niet minder dan 58000 Creolen wonen, gelukkig staat er inboorlingen bij. De echte Creolen zijn daar blijkbaar niet eens bij!
U mr. de redakteur dankzeggend, verblijf ik
hoogachtend,
Uw dn.
's-Gravenhage D.H. ARENDS.
Wij hebben het oordeel gevraagd van den heer G.J. Staal, oud-gouverneur van Suriname, die ons de volgende beschouwing zond:
Er zijn vele opvattingen in zake de beteekenis en het gebruik van het woord ‘creool’. De heer Arends heeft de Encyclopedie van W. Indië op zijn hand, want daarin kan U lezen: een blanke bewoner van Z. Amerika en de W. Indien, aldaar geboren uit Europeesche ouders. Maar ook, dat het woord gebruikt wordt in Suriname als: al wat er geboren is, mensch en dier (men spreekt van creool-vee b v.). Ik zou het nog verder willen uitbreiden: wat van het Land is. Men hoort er: creool-soda, creool-kwast (bereid van eigen sinaasappelen).
De Encyclopedie geeft verschillende beteekenissen, ontleend aan geschriften, op, waaronder ook: kind van een slaaf (uit den slaventijd), inboorling, inheemsch (als bijv. naamwoord). Zie blz. 244.
Het betreft hier het spraakgebruik en dat laat wel toe inboorlingen Creolen te noemen, als men er de Indianen en Boschnegers maar niet onder brengt, noch Britsch-Indiërs en Javanen, ook al zijn zij er geboren. Die blijft men noemen met den volksnaam of, wat de eersten aangaat, met den oneigenlijken en niet gaarne gehoorden naam: koelie. Ook wordt de volbloed Neger meestal met dien naam aangeduid, zoodat in den volksmond feitelijk alleen Creolen zijn: de kleurlingen, wier eigenlijke benamingen, zooals: mulat, mesties, en dgl. niet of bijna niet gehoord worden (mulat nog het meest is: kruising blanke en negerin).
Wat de blanken betreft, meen ik uit persoonlijke ervaring te mogen aannemen, dat de blanke pas als Creool wordt beschouwd, wanneer de familie het burgerrecht heeft verkregen, dus van ouder tot ouder in het land gevestigd is.
De beperkte beteekenis, die de heer Arends aan het woord geeft, acht ik in elk geval voor Suriname niet juist. Trouwens, de heer A. erkent het met zijne opmerking: dat weten de Surinamers niet.
De 58000, waarvan hij gewag maakt zijn: de negers (geen boschnegers) en kleurlingen van neger-afstamming.