Ned.-Indië.
H.E. Steinmetz.
Het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft door den dood van den Eerevoorzitter van Groep Ned.-Indië op 15 Januari 1928 een van zijn trouwste vrienden verloren.
De tijd, dat hij de leiding van die Groep had, ligt al verscheidene jaren achter ons; daarom lijkt het mij noodig hier kort in het licht te stellen, wat deze medewerker heeft beteekend.
De heer Steinmetz is in de eerste plaats geweest ambtenaar van het Binnenlandsch Bestuur op Java en Madoera, een corps, dat vooral in dien tijd haast op elk gebied bemoeienis met het wel en wee van de geheele bevolking had. Hij heeft in dit corps den Jioogsten rang bereikt, dien van Resident, een ambt, dat ook zijn vader vervuld heeft, en is bovendien een raadsman van de Regeering in zake de algemeene staatkunde geweest. Als zoodanig heeft hij invloed gehad op maatregelen, die een storm van verontwaardiging deden opsteken, bijv. de afschaffing van het Oostersche onderscheidingsteeken, de pajong, voor de Europeesche bestuursambtenaren. Die storm lijkt nu overdreven, maar voor het trotseeren ervan was toen moed noodig. De meeste bekendheid heeft de heer Steinmetz echter verworven als voorzitter van het Welvaartonderzoek, in welk ambt hij, door zijn lichaam gekweld, met betrekkelijk weinig, steeds wisselend personeel, er in geslaagd is een reeks opstellen over alle onderwerpen van Regeeringszorg in het licht te geven. Deze reeks opstellen vormen een rijke bron voor alle onderzoekers, die zich niet metpopulaire verhandelingen tevreden willen stellen.
In 1888 verscheen onder den titel ‘Indische brieven aan een staatsraad’ door Eckart, van zijn hand een verzameling brieven, geschreven aan zijn oom, Generaal Van Swieten, waarin hij in aantrekkelijken vorm de taak van den Europeeschen bestuursambtenaar teekende en daarbij omtrent de verhouding tot de Inlandsche ambtenaren, de zending, de particuliere ondernemers, gedachten uitte, waarmee hij zijn tijd een kwart eeuw vooruit was.
Voor het A.N.V. is de heer Steinmetz niet alleen geweest een volijverige Groepsvoorzitter, maar ook iemand wien het streven van de geheele vereeniging na aan het hart lag. In Indië heeft hij, na zijn aftreden als voorzitter, de bestuursleden onvermoeid van raad gediend en hen tot volhouden aangespoord. In Nederland heeft hij getracht de besturen te doordringen van de beteekenis van het werk, dat in Indië kan worden gedaan.
En de mensch Steinmetz? Voor mij is hij geweest een veel oudere vriend, die met mijn gezin meeleefde. In de maatschappij was hij een man, die zich gaf - zijn tijd, zijn geld, zijn toewijding - aan elk streven, waarvan hij voor de gemeenschap heil verwachtte. Hier mogen eenige voorbeelden volgen, die toonen, hoe hij in alle richtingen deed, wat zijn hand te doen vond. De zending had zijn warme belangstelling, hij was de raadsman van een vereeniging van Inlandsche ambtenaren te Semarang, zat het bestuur voor van een groot diaconessenhuis te Batavia, bevorderde de vereenvoudigde spelling, steunde de Tuchtunie, vroeg aandacht voor de positie van de Inlandsche vrouw, was bij de oprichting van den Vrouwenraad van Nederlandsch-Indië de afgevaardigde van de Soerabajasche Vereeniging de Dageraad, die Christelijke liefdadigheid aan Indo-Europeesche vrouwen bracht, had voeling met Inlandsche Volksraadsleden, gaf zich moeite voor het onderwijs aan Chineesche kinderen. Menschen van alle rassen deden een beroep op hem, omdat zij wisten, dat hij was een volmaakt onbaatzuchtig mensch, vrij van vooroordeelen, wars van alle onrecht.
Steinmetz is geweest een dapper strijder in het leger der bevrijders van de menschheid.
R.v.I.