Verslag der kascommissie.
's Gravenhage, 27 Juni 1927.
Aan het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond. Mijne Heeren,
De ondergeteekenden hebben de eer U mede te deelen, dat de Rekening en Verantwoording over 1926 door hen is nagezien en dat die aanleiding heeft gegeven tot enkele opmerkingen, welke hieronder mogen volgen.
In vervolg op de opmerking, het vorige jaar gemaakt, heeft de commissie de voorkeur gegeven aan een meer overzichtelijke groepeering der cijfers, door namelijk de ontvangsten te schiften in gewone en buitengewone.
Rangschikken we onder deze laatste alle niet regelmatig vloeiende bronnen van inkomst, dus de toevallige, dan zou de rekening van 1925 het volgende slot hebben gehad:
Buitengewoon ontvangen uit Winst en Verlies |
f 1882.02 |
Buitengewoon ontvangen uit Legaten e.d. |
f 1395.57½ |
|
_____ |
zoodat feitelijk de uitgaven de gew. ontvangsten m. |
f 3277.59½ |
hebben overschreden. |
Op 1926 dezelfde methode toepassend, ontstaat het volgende beeld:
Gewone uitgaven |
f 28.644.80 |
|
Gewone inkomsten |
|
f 25.483.33 |
over van 1925 |
|
f 47.63½ |
|
_____ |
|
Totaal |
f 28.644.80 |
f 25.530.96½ |
alzoo te kort |
|
f 3.113.83½ |
Feitelijk moet hierbij het overschot |
|
f 47.63½ |
omdat dit een fictie is. Daardoor wordt het juiste tekort |
|
f 3.161.47 |
Buitengewoon ontvangen |
|
f 7608.29 |
Afgeschreven op Gedenkboek |
|
f 1163.81 |
Verbruikt tot dekking van het tekort |
|
f 3113.83½ |
Nog aanwezig van buitengewoon '26 |
|
f 3330.64½ |
|
_____ |
_____ |
|
f 7608.29 |
f 7608.29 |
Tekort 1925 aan gewone inkomsten |
f 3277.59½ |
Tekort 1926 aan gewone inkomsten |
f 3161.47 |
|
_____ |
zoodat dus in het afgeloopen jaar |
f 116.12 |
minder |
is tekort gekomen dan in 1925. |
|
Veilig mag worden aangenomen, dat volgens deze beide overzichten gedurende de beide genoemde jaren ruim 3000 gld. tekort is gekomen aan gewone middelen en dat voor het loopende jaar, alle omstandigheden dezelfde blijvende, behalve de rijke toevloed aan legaten e.d. het overschot buitengewoon '26 is uitgeput.
Deze toestand is niet gezond en moet - hoe onaangenaam ook aandoend - koel onder de oogen worden gezien. De commissie heeft voor haar overzicht het volgende beeld ontworpen, uitgaande van de cijfers, die haar in het overzicht zijn verstrekt:
Aan totaal ontvangsten was er (zonder buitengewoon) |
f 27760.41½ |
Hiervan vroeg Hoofdkantoor plus Museum enz. |
f 14517.99½ |
Neerlandia eischte |
f 5699.25 |
Uitgeverij kostte |
f 1055.80 |
Gevoegd bij Neerlandia wordt het geheel |
f 6755.05 |
Werkzaamheden volgens Art. 3 en 4 met steun aan groepen |
f 3799.08 |
Propaganda vroeg |
f 3070.52 |
Toelagen Boekencommissie en fonds-Meert |
f 2300.- |
Alles te zamen dus een kleine 10% te veel, welke niet gedekt zijn.
Het is nu beslist geboden, dat de uitgaven eveneens worden geschift in gewoon en buitengewoon, waarbij dan de begrooting sluitend wordt gemaakt met de gewone uitgaven en de buitengewone slechts worden toegestaan, naarmate daarvoor middelen aanwezig zijn.
Is het uit den aard der zaak verkeerd om Legaten e.d. die feitelijk kapitaalsposten vormen, gewoon te verbruiken, er zijn omstandigheden denkbaar, dat er geen andere uitweg is, dan iets van het kapitaal te verbruiken.
Door een rubriek buitengewone uitgaven wordt tot een oogenblik overleg gemaand.
Deze voorstelling van zaken is noodzakelijk voor de afdeelingen en groepen, waar onbegrijpelijk genoeg, nog steeds de meening voortleeft, dat dat Hoofdbestuur fondsen genoeg heeft en best een subsidie kan verleenen of een achterstallige bijdrage kan kwijtschelden.
Dit is absoluut niet het geval. Integendeel meent onze commissie te moeten waarschuwen voor subsidies en zoogenaamde steun aan Groepen, waaronder vaak achterstanden zijn in afdracht, die dan door een steunpost worden gelijk gemaakt.
Zijn dergelijke uitgaven gewenscht, men brenge ze dan matig onder ‘Buitengewoon’ d.w.z. als er fondsen voor zijn.
Rest nu de vraag, hoe het geschetste beeld eenigszins gelijkdragend zou kunnen worden gemaakt.
De commissie acht zich niet bevoegd uit te maken of de eerste post van ‘Huishouding’ voor vermindering vatbaar is. Zij betwijfelt dit.
Anders was de meening over ‘Uitgeverij en Neerlandia’. Wellicht is overleg te plegen met andere vereenigingen, tot samenvoeging van hare bladen. Het tijdsbeeld van heden vertoont economie als een hoofdfactor, zoodat menging van deze stof in Neerlandia de belangstelling beslist zal verhoogen.
De meer ideëele kwesties behoeven daarom toch niet verwaarloosd te worden. Ook verwacht de commissie van een dergelijke menging meer aantrekkelijkheid voor hen, die wenschen te adverteeren en vooral een grooter aantal werkelijk belangstellende lezers.
De commissie heeft het een gemis gevoeld, dat van verleende subsidies en toelagen tot steun e.d. geen ontvangstbewijzen en overzichten werden aangetroffen, waarin de om subsidie of steun verzoekende lichamen aantoonden, dat die steun nog steeds werkelijk noodig was.
Zij moet dus voorbijgaan, wat daarvan voorkomt onder ‘Toelagen Boekencommissie en Werkzaamheden art. 3 en 4, en steun aan groepen.
De post propaganda dekt zich vrijwel zelf, zoodat tenslotte niets anders overblijft, dan een nauwkeurige schifting der werkzaamheden volgens art. 3 en 4 - om op die wijze de overschreden 10% te kunnen afscheiden.
Onder deze omstandigheden is het jammer, dat aan de Regeering, bij de aanvrage voor subsidie voor 1928, niet dit overzicht van zaken kon verstrekt worden, al ware het alleen maar om aan te toonen, dat met een verhooging van 1000 gld. der subsidie, nog slechts 1/3 van het huidige tekort wordt gedekt.
De commissie keurt hierbij de Rekening en Verantwoording over 1926 goed en hoopt, dat de leden er deze aansporing uit zullen halen, nl.: om door het werven en aanbrengen van