Geen medewerking van hooger hand.
Toen vanwege de Nederlandsche Regeering het voorstel aanhangig werd gemaakt, om de departementen van Oorlog en Marine tot één departement van defensie samen te voegen, heeft het Dag. Bestuur van Groep Nederland aan den Minister van Oorlog en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal het volgend adres verzonden:
Haarlem,/'s-Gravenhage
6 Mei 1927.
‘De ondergeteekenden, voorzitter en waarnemend secretaris-penningmeester van de groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbond, wenden zich hierbij namens die groep tot Uwe Excellentie met het beleefd, maar dringend verzoek, het woord “defensie” uit het ingediende wetsontwerp tot instelling van een departement van defensie te vervangen door een der Nederlandsche woorden, genoemd in het Voorloopig Verslag op dat ontwerp.
Het Nederlandsch belang, dat hierdoor gediend zal worden, behoeft geen nader betoog’.
(w.g.) VAN SCHELVEN, voorzitter.
PATTIST, Wnd.-Secretaris.
De Minister van Oorlog heeft 30 Mei geantwoord:
‘Naar aanleiding van Uw schrijven van 6 Mei 1927 verwijs ik U naar de Memorie van antwoord, betreffende wettige voorzieningen naar aanleiding van de opheffing van de Departementen van Oorlog en Marine en van de instelling van een Departement van Defensie, ingezonden bij brief van 2 Mei 1927, No. 4 art. 1, luidende:
De naam Departement van Defensie is aanvaard, omdat zij aldus is vastgesteld in het Koninklijk Besluit van 27 September 1920, staatsblad No. 759, dat de grondslag is voor het onderwerpelijk wetsontwerp.
Het komt den ondergeteekende voor, dat deze naam, mede gebaseerd op den titel van het VIIIe Hoofdstuk van de Grondwet, juist is gekozen.
De Minister van Oorlog,
(w.g.) LAMBOOY.
Het verwondert ons, dat geen der leden van de Regeering of de Tweede Kamer - en daarin zitten toch verscheidenen, die het streven van het A.N.V. ook op taalgebied waardeeren en steunen - tegen dezen vormendienst verzet heeft aangeteekend.
Het is een eerste plicht van alle Nederlandsche landsbestuurders in alles zoo goed en zuiver mogelijk Nederlandsch te zijn.