werkers vier uren 's weeks les in het Poolsch gegeven. De kinderen van het land zelf worden bij deze landverhuizers achtergesteld!
Ook ten einde te voorkomen, dat het Vlaamsch zonder iemands bate tot een platte streektaal ontaardt, zou het, naar de heer Bourgeois opmerkt, goed zijn, dat een paar uren 's weeks onderwijs werd gegeven in ‘letterkundig Vlaamsch’ (Nederlandsch); thans kunnen de leerlingen meestal niet eens hun moedertaal lezen en schrijven en zoo lezen zij niets: Vlaamsch noch Fransch.
Een goede gedachte was het van pastoor Delanghe, een Vlaamsch-Franschen cathechismus uit te geven.
Voor het Hooger Onderwijs is het mede van groot gewicht, dat het Vlaamsch op gelijken voet wordt gesteld met de taal van Languedoc en het Bretonsch, die leerstoelen hebben in de universiteiten van Parijs, Rennes en van het Zuiden. Behalve de leergangen in de Nederlandsche letterkunde, die het Fransch-Nederlandsche comité aan de Sorbonne heeft ingericht, is in dit opzicht niets gedaan. Er wordt thans aangedrongen op de instelling van een Vlaamschen leerstoel te Rijsel, dat evenzeer aangewezen schijnt, een middelpunt van Nederlandsche studiën te worden als Grenoble zulks is voor Italiaansche, Toulouse voor Spaansche, Rennes voor Keltische, Straatsburg voor Germaansche studiën. De heer Bourgeois acht deze verlangens gematigd en gemakkelijk te verwezenlijken, wanneer men slechts in het Vlaamsche land onderwijzers uit de streek zelf benoemt, zooals dit in het bisdom Rijsel reeds met de priesters gebeurt.
Aldus zou dan een beter kennis van het Fransch, beschaving der volksklasse en een tweetaligheid verkregen worden, evenzeer bevorderlijk aan het onderwijs als aan den handel en het wetenschappelijk verkeer
Leden, werft Leden!