Neerlandia. Jaargang 31
(1927)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
[Nummer 2]Ons stammuseum.‘Onze geest kan wereldburger zijn, ons hart niet!’. Voortreffelijke leus onzer Boekencommissie! Ons hart is gehecht aan die kleine plek op de groote aarde, die Nederland heet. Maar de Dietsche geest is in alle eeuwen wereldburger geweest en daaraan heeft die stip op de wereldkaart een beteekenis ontleend, die geen geschiedkundige ontkent, doch die zeer veel Nederlanders maar heel flauwtjes beseffen. De geschiedenis en ontwikkeling van den Nederlandschen stam en zijn beteekenis te schetsen, zoowel internationaal als voor elk stamgebied in het bijzonder - is het meer dan broksgewijs beproefd? Haar in beeld te brengen - gaat die taak niet boven onze krachten? En toch - welk een kostbare aanschouwelijke les ware dit beeld! De stichters van het op 5 Januari in het gebouw van het Algem. Nederlandsch Verbond geopende Stammuseum hebben het aangedurfd, met de uitvoering een begin te maken. Toen in 1923 het Verbond zijn 25-jarig bestaan vierde, werd in het toenmalige kantoor te Dordrecht een kleine tentoonstelling ingericht van voorwerpen en afbeeldingen betreffende den Nederlandschen stam, die gedeeltelijk ook reeds dienst hadden gedaan op de wereldtentoonstellingen te Brussel (1910), Gent (1913) en Semarang (1914). Velen uit verschillende oorden van den aardbol verleenden daaraan hun medewerking. Deze tentoonstelling, hoe bescheiden ook, trok algemeen aandacht. Bij menigeen kwam de wensch op, dat het er niet bij zou blijven, maar dat het Hoofdbestuur maatregelen zou treffen tot het vormen van een vaste verzameling. De overplaatsing van het kantoor naar Den Haag bracht de mogelijkheid opeens veel naderbij toen, mede door een breed gebaar van het Haagsche Gemeentebestuur, ons Verbond het ruim gebouw, Laan 34, op voordeelige voorwaarden in huur verkreeg. Aanstonds maakten de beide administrateurs de heeren C. van Son en Fr. Oudschans Dentz van de gelegenheid gebruik en begonnen, bijgestaan door den Dordtschen bouwmeester H.A. Reus, het werk, dat thans in zijn eerste gedaante voltooid is. *** Rondom een machtige wereldkaart, waarop de tochten der groote ontdekkingsreizigers en de verre Nederlandsche volkplantingen zijn aangegeven, zijn tal van afbeeldingen en herinneringen gerangschikt. De wereldkaart met haar lijnen en jaartallen, aangevende de ontdekkingsreizen en vlagjes bij de plaatsen der vroegere Nederlandsche factorijen - bevat uitsluitend Nederlandsche namen. Onder de herinneringen vindt men afbeeldingen van groepen Nederlanders en afstammelingen; van forten, kerken, hospitalen, havenwerken, bruggen door Nederlanders gebouwd; oude Hollandsche handschriften en kunstvoortbrengselen. Voorts tal van penningen, brieven, kaarten, foto's; een afdruk van alle uitgaven van het A.N.V. en van de tien bijzondere nummers van Neerlandia betreffende verschillende gebieden en onderwerpen. Ook een lijst van geschriften bij het A.N.V. tegen matigen prijs verkrijgbaar. Alle werelddeelen zijn vertegenwoordigd. De hoofdgroepen - Nederland, Vlaanderen, Zuid-Afrika - hebben elk haar afdeeling. Het middenstuk van zulk een groep is een kaart, die het taalgebied aanduidt. In de groep Nederlandsch-Indië ziet men o.a. de eerste bladzijde van het octrooi der O.I.-Compagnie (1602) en een gedeelte van den beroemden brief van Jan Pietersz Coen van 29 Sept. 1618 met het kloeke woord (dat Nederlanders zoo veel moeite kost, om het goed na te zeggenGa naar voetnoot*)): Dispereert niet. De beeltenissen van vele vroegere, meest overleden bestuursleden van het Verbond vindt men in de bestuurskamer. Schoolplaten en verzamelkaarten met den kop van Nederlandsche kranten in den vreemde zijn | |
[pagina 18]
| |
in de gangen en langs de trappen opgehangen en menigeen zal verbaasd staan over het groote aantal in het Nederlandsch gestelde dag- en weekbladen, die bijv. in Zuid-Afrika (56), Amerika (32) of België (186) verschijnen. Met Oost en West mee tellen wij er over de driehonderd! De stamboekerij heeft reeds een flinken omvang en is over het algemeen goed ‘bij’. Het werk der rangschikking na de verhuizing is voor eenigen tijd met kracht ter hand genomen door den heer J.E. Bijlo, lid van het Hoofdbestuur. Voorts is er ruimte voor het Boekenhuis, de bekende stichting van Dr. W. van Everdingen, dat eerlang ook hier zal worden gevestigd. Een grafiek toont, dat de Boekencommissie reeds honderduizenden boeken, tijdschriften en nieuwsbladen heeft verzonden. Een buitengewoon nuttig werk dat aller steun verdient! *** De voorzitter heeft in zijn openingsrede in het bijzonder dank gebracht aan het Gemeentebestuur voor zijn medewerking en het is zeer gewaardeerd, dat de Burgemeester Mr. J.A.N. Patijn en de Secretaris Mr. Dr. Ter Pelkwijk, alsook Jhr. Beelaerts van Blokland, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, hoofd der afd. diplomatieke zaken aan het Departement van Buitenlandsche Zaken, op den openingsdag aanwezig waren. Verder zag men den warmen vriend van ons Verbond, den oud-minister Dr. J.Th. de Visser, Prof. A.A. van Schelven, voorzitter van de groep Nederland en de andere bestuursleden, alsook het bestuur der afd. 's-Gravenhage, dat een palm heeft geschonken ter opluistering van een der zalen (wie zorgt door een tweede plant voor het aesthetisch evenwicht?) Het Hoofdbestuur was vrijwel in zijn geheel aanwezig. Wij gelooven, dat allen den arbeid, aan de inrichting dezer belangwekkende verzameling besteed, hartelijk waardeeren. Na de waarschuwende woorden van den voorzitter zal men niet meer verwacht hebben, dan hier kon gegeven worden. Feitelijk is ze rijker, daar nog heel wat in portefeuilles bleef opgeborgen, dat geen plaats kon vinden op de toontafels. Daardoor zal het mogelijk zijn nu en dan nieuwe tentoonstellingen in het Museum in te richten. Dit museum is pas een begin, het stukje glas in den pareloester gelegd, waaromheen bij verloop van tijd de kostbare parel moet groeien. Een krachtig beroep wordt gedaan op alle leden, die eenig voorwerp bezitten belangrijk voor de geschiedenis van den Nederlandschen stam, om dat kostbare stuk te schenken of in bruikleen te geven aan het A.N.V. ten behoeve van zijn museum. Minder belangrijke stukken kunnen dan geleidelijk vervangen worden en het geheel vervolledigd en afgerond. Wat men voor het museum geeft of leent, is niet verloren; verschaft integendeel veel meer nut dan thuis en is ten minste even veilig bewaard. De opzet dezer onderneming is klein, doch, wanneer ieder die kan meewerkt, kan uit deze bescheiden verzameling een museum van beteekenis groeien, een bezienswaardigheid van Den Haag niet alleen, maar een stichting, waarvan sterke opvoedende kracht uitgaat voor het geheele Nederlandsche volk en zijn stamverwanten. Dat men het groote belang dezer zaak beseffe en door krachtige medewerking hen loone, die het eerst de hand aan het werk sloegen en met de beperkte middelen en gegevens te hunner beschikking zoo flink voor den dag kwamen! v.W.Cr. |
|