De Nederlandsche Hervormde kerk op Ceilon.
Het bestuur der Ned. Herv. kerk te Wolvendaal, Colombo, Ceilon, heeft in 1925 aan den heer H.H. Collette bij een bezoek aan Nederland opgedragen, de kerkelijke overheid in Nederland te polsen over de mogelijkheid van nauwe betrekkingen met de dochterkerk op Ceilon. Naar aanleiding daarvan heeft het genoemde bestuur in Mei l.l. zich ambtelijk gericht tot de Algemeene Synodale Commissie der Nederl. Hervormde kerk in Nederland.
In dezen brief wordt een kort overzicht gegeven van de geschiedenis der Ned. Herv. kerk op Ceilon die in den tijd van het Nederlandsch bewind op dat eiland gesticht werd en rechtstreeks in aanraking was met de moederkerk in Nederland. Toen het eiland in 1796 aan Engeland werd afgestaan, vertrokken de meeste Nederlandsche gezinnen, ook de meeste predikanten naar het vaderland of naar Batavia. Toch bleef een groote Nederlandsche gemeente achter en tot 1851 ongeveer werd in het Nederlandsch gepreekt. De laatste predikant, die den dienst in onze taal kon leiden, ds. J.D. Palm Jr. trad in 1864 af. Tengevolge van de overheersching der Engelsche taal was het Nederlandsch toen uit de Ned. Herv. kerk verdrongen, en wanneer men in Nederland een predikant zocht, moest dat iemand zijn, die vaardig was in het Engelsch. Daar men zoo iemand niet vond, moest men zich wenden tot Engelsch sprekende landen: Schotland, Ierland, Amerika en onlangs Zuid-Afrika.
Dat was dus teleurstellend. Nochtans kan het Ceilonsche bestuur in zijn hier bedoelden brief schrijven: ‘Wij hebben onze overlevering als Nederlandsche gemeente bewaard, vastgehouden aan het geloof onzer vaderen en zijn een zelfstandig, zichzelf bekostigend en zichzelf besturend lichaam gebleven.’ Zelfs konden nieuwe kerken worden opgericht voor de verstrooide kudde. Dit is te meer te waardeeren omdat, toen in Engeland de wet op de zelfstandige kerkelijke gezindten werd ingevoerd, het Staatssubsidie verviel en de gemeente geheel van haar eigen middelen afhankelijk werd.
Thans worden de afzondering en het gemis aan leiding wel zeer sterk gevoeld!
‘Daarom wenschen wij, zoo schrijft het bestuur, de aandacht der moederkerk op ons bestaan te vestigen en de Kerk in Nederland eraan te herinneren, dat wij aan haar ons bestaan danken. Wij betreuren, dat er tusschen ons volstrekt geen betrekkingen bestaan en dit leedwezen wordt versterkt door de omstandigheid, dat geen Kerk meer belang kan stellen in ons welzijn dan de Kerk, die ons in het leven bracht. Wij wenschen niets vuriger dan hechte en vriendschappelijke betrekkingen met de Kerk in Nederland te bevorderen en wederzijdsche belangstelling in elkaars welzijn te scheppen.’
Het bestuur stelt na deze verklaring de zaak met vertrouwen in handen van de Kerk in Nederland.