Ned.-Indië.
Uit het Jaarverslag over 1926 van de Groep Nederlandsch-Indië.
Op 1 Januari bedroeg het aantal leden 653, op 31 December 677, dus een vooruitgang van 24 leden. Dat het Bestuur daarover een zachten juichkreet uit, is wèl een bewijs, hoe droevig het de laatste jaren in Indië met het Verbond gesteld was.
In het verslagjaar ontviel aan de Groep door den dood haar Voorzitter, de heer Muurling, die wel is waar nog maar korten tijd die plaats innam, maar van wien veel verwacht werd. De secretaris, de heer Roessingh van Iterson, die zoo vele jaren de steeds kleiner wordende, verspreide kudde bij elkaar hield, moest wegens vertrek naar Europa zijn functie neerleggen.
De belangstelling in de verschillende afdeelingen viel niet te roemen; alleen de toestand van de afdeeling Medan wordt zeer gunstig genoemd.
Gelukkig heeft het mooie werk der Nederlandsche leergangen zich overeind gehouden, al moest op 3 plaatsen de leergang worden gesloten wegens teruggang aan het leerlingental. De hoofdcommissie voor de leergangen schrijft dit toe aan het te hooge schoolgeld, en het Groepsbestuur heeft daarom aan de Regeering verzocht den steun van f 4.- voor elk wekelijksch lesuur te brengen op f 6.-, waardoor de schoolgelden zouden kunnen verlaagd worden. Op dit verzoek was bij het opmaken van het verslag nog geen beschikking ontvangen.
Het aantal leerlingen van de op 31 December nog bestaande 14 leergangen bedroeg 1119; 106 leerlingen verkregen het klein-ambtenaarsdiploma.
Het bestuur was zoo gelukkig Professor Mr. Van Kan bereid te vinden den voorzitterszetel in te nemen. Moge onder diens leiding de Groep een tijdperk van vernieuwden bloei ingaan!
B.
Leden, werft Leden!