Neerlandia. Jaargang 30
(1926)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSuriname.Groep Suriname.
| |
[p. 138] | |
Het hoofdbestuur betuigde 5 September zijn dank voor de toezegging en ontving 5 October d.a.v. een brief, waaruit bleek, dat een achttal heeren was bereid gevonden om met hem de belangen van het A.N.V. te bevorderen. Het waren Dr. H.D. Benjamins, Inspecteur voor het Onderwijs; Mr. P. Hofstede Crull, Advocaat-Generaal; J.A. Dragten, geneesheer, lid van de Koloniale Staten; C.R. Frowein, leeraar van de Evangelische Broedergemeente tevens hoofd van Onderwijs; Ds. C. Hoekstra, predikant vij de Evang. Luth. gemeente; Mr. F. Siewertsz van Reesema, lid van het Hof van Justitie; Mr. H.W. van Sandick, Gouvernementssecretaris en J.R. Thomson, leeraar aan de school voor uitgebreid lager onderwijs. Op 27 October betuigde het hoofdbestuur zijn dank. Andermaal schreef de heer Schoch - 25 October - dat op Vrijdag 24 October een vergadering was belegd, waarin het reglement was vastgesteld, hetwelk ter goedkeuring aan het hoofdbestuur werd aangeboden en dat de genoemde heeren als lid waren toegetreden. Er werd voorgesteld deze heeren met Mr. Schoch voor de eerste maal als Groepsbestuur aan te wijzen. De goedkeuring van het reglement volgde op 22 November 1902, zoodat deze 2 datums, 25 October en 22 November 1902 als stichtingsdatum van de Groep Suriname kunnen worden beschouwd. Het was jammer, dat niet gebruik werd gemaakt van althans een der reeds in de kolonie aanwezige leden, die als hulpkracht de Groep goede diensten had kunnen bewijzen, met name den heer B.H. Juda, die reeds van October 1897 als correspondent (secretaris) van het door Hippoliet Meert in 1896 opgerichte A.N.V. was opgetreden. Ik neem aan, dat het geen opzettelijk verzuim is geweest en het heeft ten slotte, ofschoon daarover wel ontstemmming heerschte, geen afbreuk gedaan aan de sympathie der Surinamers voor het A.N.V. De verdere ontwikkeling is als volgt. Op 2 Februari 1903 wordt het groepsbestuur verzocht om 2 tot 4 leden aan te wijzen in het Hoofdbestuur, dat het groepsreglement goedkeurt, hetwelk op 4 Maart wordt opgezonden. Teneinde de jonge groep te steunen besluit het Hoofdbestuur haar op de begrooting 1903 een subsidie te verleenen van f 200.-, waarvan haar op 12 Maart bericht wordt gezonden. Het groepsbestuur wijst aan tot lid van de commissie bedoeld bij art. 10 (nazien der rekening en verantwoording) den heer Van Esveld, Hoofddirecteur van de Surinaamsche Bank, en tot leden van het Hoofdbestuur de heeren Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler en W.H.V. Graaf van Heerdt tot Eversberg, die allen van die benoeming op 27 April 1903 bericht kregen. De laatste overleed in 1907. Zijn plaats werd ingenomen door den heer Mr. Dr. C.F. Schoch, hoofddirecteur der Sur. Bank, die in 1921 bedankte. Mr. P. Hofstede Crull, officier van Justitie te Tiel, volgde hem op. Na diens overlijden wees de groep als vertegenwoordiger aan Mr. Dr. P.H.G. van den Helm. De verdere levensloop der groep mag bekend worden verondersteld. Nog mag ik in herinnering brengen, dat ik ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Verbond, hetwelk ook in Suriname met opgewektheid werd gevierd, in het programma voor deze gelegenheid een opsomming heb gegeven van de daden van de Groep Suriname sedert haar ontstaan. Ik stelde die samen uit uitknipsels van kranten, programma's en persoonlijke aanteekeningen, de eenige getuigen van het verleden, na het spoorloos verdwijnen van het geheele archief der Groep van 1902-1904, toen, na de gepoogde opheffing van de Groep op 24 November 1914,1) de bezittingen op een openbare veiling werden verkocht, maar welke opheffing nimmer de goedkeuring van het Hoofdbestuur had verworven, zoodat de Groep met enkele leden bleef voortsluimeren. Op 9 Juli 1914 werd een vergadering van ongeveer 20 overblijvende leden gehouden, waarin een nieuw bestuur werd gekozen, bestaande uit de heeren E.B.J. Luitink, C. Calkoen en Mr. P. Carst. Tot eenige ontwikkeling kwam zij niet. De groep bleef sluimeren, totdat op 9 Mei 1917, op aanstichting van den heer Calkoen, opnieuw een vergadering plaats had, waarop een 60-tal leden en belangstellenden aanwezig waren. Er werd toen tot herinrichting van de groep besloten en een voorloopig bestuur gekozen, bestaande uit de heeren A.A. Dragten, Luitenant Van der Rest, A. Ph. Samson, Kapitein H.Th. Spook en J.R. Thomson. Den 22sten Mei d.a.v. had andermaal een vergadering plaats. Doch men schoot alweer niet op. In het midden van 1918 kwam ik in de kolonie terug. Op 19 April 1919 riep ik een vergadering op van het voorloopig comité om mede te deelen, dat het Hoofdbestuurslid J.S.C. Kasteleyn in de kolonie werd verwacht, die ook het voornemen had de Groep nieuw leven in te blazen. Het comité noodigde mij dien dag uit in plaats van den heer Spook, die was overleden, zitting te nemen, hetgeen ik aannam. Op mijn voorstel werd toen het comité nog aangevuld met de heeren H.F. Esser, Mr. J.J.W. Eekhout, C.K. Kesler en Kapitein Van der Zee. Er werd een openbare bijeenkomst gehouden op 5 Juli, bijgewoond door den Gouverneur en een paar honderd belangstellenden. In die vergadering gaf ik een overzicht van den arbeid van het Verbond, van zijn ontstaan in 1896 af en hield de heer Kasteleyn een inleidingsrede. Het voortbestaan onder zoo gunstige omstandigheden, de aanwezigheid van den heer Kasteleyn en den steun van Gouverneur Staal, was toen verzekerd2). Sinds heeft de Groep weder jaren van grooten bloei beleefd en ze neemt nu haar plaats in de samenleving in. Geestelijk leven heeft het A.N.V. in Suriname gebracht in allerlei vorm. Jammer, dat de in 1919 opgerichte ‘Studiekring’, welke de toen optredende voorzitter Mr. Van den Helm zoo gaarne van het Verbond had zien uitgaan, op zich zelf bleef staan. Na een paar jaar ging deze nuttige instelling te gronde. Weldra zal het hoofdbestuurslid, de ondervoorzitter Jhr. Mr. Von Weiler, een kwart eeuw deel van dat Hoofdbestuur uitmaken, voorwaar een feit van beteekenis, waarop geen andere Groep kan bogen. Mogen de nog levende eerste Surinaamsche leden, die bij de oprichting van het A.N.V. toetraden en sinds door allerlei omstandigheden bedankten, er toe besluiten bij het zilveren feest weer lid te worden, ten einde de beginselen van het A.N.V., welke zij eenmaal zoo toejuichten, te helpen handhaven en samen te werken tot heil van de kolonie en den band | |
[p. 139] | |
met het moederland. En laat men daarvan dan geregeld meer doen blijken in ons maandblad door berichten op stam- en taalgebied. Uitvoeriger beschouwingen zende men aan de West-Indische Gids. Dit eenige tijdschrift voor West-Indië moet in waarde worden gehouden. Men steune het, nu de uitgever zonder subsidie van regeeringswege, met een gering aantal inteekenaren belangeloos voortgaat, zijn werk te doen. Ofschoon het de algemeene wensch der Koloniale Staten was, om enkele honderden guldens steun te verleenen, waartoe zoo gemakkelijk had kunnen worden overgegaan, na de bezuiniging van dat bedrag op de uitgaven van het Militair Tehuis, welke ik voor mijn vertrek had ingevoerd, heeft de regeering gemeend, daartoe niet te moeten overgaan. Te meer is het plicht van allen, die het wel meenen met Suriname en zijn bloei willen bevorderen, door middel van de W.I. Gids en Neerlandia de belangstelling in dit overzeesch gebied, deze meest Nederlandsche kolonie, te onderhouden en te versterken. FRED. OUDSCHANS DENTZ. |
|