Neerlandia. Jaargang 30
(1926)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[p. 129] | |
[Nummer 8]Het centraliseeren der landverhuizing.In de Hollandsche Revue van 8 Juli 1927 is een artikel verschenen, dat een pleidooi bevat voor het inrichten en centraliseeren der landverhuizing. Het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat zich sedert jaren reeds daadwerkelijk bemoeit met het behoud van de Nederlandsche beschaving onder de leden van den Nederlandschen stam in het algemeen en onder de Nederlanders in den vreemde in het bijzonder, wil een poging doen in de tegenwoordig steeds krachtiger op den voorgrond tredende beweging der landverhuizing het beginsel der samenwerking meer te doen zegevieren, ten einde zoowel den omvang der landverhuizing te vergrooten, en deze daardoor van meer beteekenis te doen zijn voor de oplossing van het zoo netelige bevolkingsvraagstuk, als meer mogelijk te maken, dat de landverhuizers in voortdurende cultureele en oeconomische verbinding blijven met het moederland en dus niet geheel voor de Nederlandsche beschaving verloren gaan. In bedoeld artikel nu ontvouwt het lid van het Hoofdbestuur, dat voorloopig met de voorbereiding en het onderzoek dezer aangelegenheid is belast, een plan, dat tot grondslag moet dienen van voorloopige besprekingen. De schrijver stelt zich voor, dat het beoogde doel het best zal kunnen worden bereikt door de oprichting van een Nationale Maatschappij tot Bevordering der Landverhuizing, waarvan zooveel mogelijk overheidslichamen (rijk, provinciën en gemeenten); instellingen van algemeen nut; vereenigingen, welke de landverhuizing in het algemeen bevorderen of welker doel rechtstreeksche of middellijke behartiging van de belangen der landverhuizers voorschrijft of toelaat, lid zullen moeten zijn. Het doel der Maatschappij zal omvatten: 1. De instelling van een zoo uitgebreid mogelijk onderzoek naar de mogelijkheid van vestiging van Nederlandsche landverhuizers in de verschillende daarvoor in aanmerking komende deelen der wereld. Dit onderzoek zal niet alleen tot onderwerp hebben den algemeenen toestand van welvaart en beschaving van het immigratieland, in verband met de vraag, of er aldaar werkgelegenheid zal zijn voor alleenstaande landverhuizers, maar in het bijzonder zich uitstrekken tot de streken waar georganiseerde groepen landverhuizers zich kunnen neerzetten. 2. De krachtige ter hand neming van de opwekking tot landverhuizing, van het organiseeren der landverhuizers en van hunne persoonlijke voorbereiding ten onzent. 3. De regeling van de reis en den overtocht naar het nieuwe vaderland. 4. De bevordering van de stichting van Nederlandsche landbouwkolonies in den vreemde, welke haar eigen inrichting zullen hebben en op verschillende wijze met de ‘Maatschappij’ en het moederland in verbinding zullen staan ter behartiging van gemeenschappelijke oeconomische en cultureele belangen. 5. De opleiding en in dienst houding van een aantal pioniers, aan wie het onderzoek in het immigratieland, de voorbereiding der landverhuizing te onzent en de eerste inrichting der nieuwe vestigingen kan worden toevertrouwd. 6. Het leggen van een blijvenden band tusschen de georganiseerde nederzettingen in de verschillende landen, ten einde o.m. overgang van landverhuizers van de eene naar de andere nederzetting mogelijk te maken en in het algemeen de kennisneming van elkaars wedervaren te bevorderen. Terwijl het Algemeen Nederlandsch Verbond deze aangelegenheid in studie neemt en tracht lichamen of personen te vinden, die bereid zijn in beginsel mede te werken tot de verwezenlijking der grondgedachte, worden de persorganen en allen, die in het vraagstuk belang stellen, uitgenoodigd hun oordeel hetzij openlijk uit te spreken, hetzij persoonlijk kenbaar te maken aan den schrijver van het bedoelde artikel: Mr. Dr. P.H.W.G. van den Helm, lid van | |
[p. 130] | |
het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, Laan 34, 's-Gravenhage. Het vorenstaande, dat een korte samenvatting is van het genoemde opstel in de Hollandsche Revue1), behoeft voor onze lezers nog eenige toelichting.
Ten einde de uitwerking van de grondgedachte van het plan, om door het centraliseeren der landverhuizing en de stichting van Nederlandsche volkplantingen binnen het Rijk of in den vreemde, zoowel aan de dichte bevolking van ons land lucht te verschaffen als het behoud der landverhuizers voor de Nederlandsche beschaving doeltreffender te kunnen nastreven, sneller te doen slagen en ook de eerste pogingen tot de bij elkaar brenging van medewerkers en belangstellenden eenvoudiger te doen verloopen, is deze aangelegenheid in den huidigen stand voorloopig aan den ondergeteekende overgelaten, met dien verstande, dat de regeling en bespreking voor zijn verantwoording blijven en dus niet bindend zijn voor het Hoofdbestuur in zijn geheel, noch voor de wederpartij. Zoodra echter voldoende samenwerking zal zijn verkregen, om tot omlijnde voorstellen over te gaan, zal de zaak een gewone bestuursaangelegenheid worden. De behandeling van zaken geschiedt intusschen met behulp van onze Administratie en onder het oog van het Dagelijksch bestuur.
Nog een enkel woord over het bedoelde opstel en wel in verband met Suriname. Daar het buiten het bestek van den eersten opzet van het plan valt in afzonderlijke beschouwingen te treden over landen en streken, die geschikt zouden zijn voor Nederlandsche kolonisatie, is o.a. geen melding gemaakt van mogelijke landverhuizing naar onze overzeesche gebieden, met name naar Suriname. De gedachte daaraan heeft echter bij het ontstaan van het algemeene plan een groote rol gespeeld. Het verdient toch wel in de eerste plaats aanbeveling ernstig de mogelijkheid te onderzoeken, of de landverhuizing niet binnen de grenzen van ons Rijk kan blijven en of Hollandsche kolonisatie van Suriname, mits aangepast aan klimaat en toestanden aldaar, niet tot werkelijkheid kan worden gebracht. De ondergeteekende, als medelid van het Hoofdbestuur voor Suriname, heeft daarvoor bijzondere belangstelling en is er, op zijn zachtst gezegd, geenszins van overtuigd, dat de stichting van Nederlandsche volkplantingen in Suriname, in den vorm van vereenigd klein-plantagebedrijf, tot de onmogelijkheden zou behooren. In ieder geval is deze zaak, vooral in verband met de jongste voorstellen van den Ondernemersraad en met de mogelijkheid van een verbeterde mechanische wijze van grondbewerking, een deugdelijk onderzoek waard. Dat een dergelijk onderzoek en belangrijk onderdeel van de taak der gedachte Maatschappij tot bevordering der Landverhuizing zou moeten zijn, spreekt van zelf.
Juli 1927. Mr. Dr. P.H.W.G. VAN DEN HELM. |
|