Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
heeft, aan het slot van de lijst der op die tentoonstelling verleende onderscheidingen, den brief van den heer Pontrémolly aan den commissaris-generaal medegedeeld. Hij moge hier herhaald worden. Er blijkt uit, hoezeer het Nederlandsche paviljoen de aandacht getrokken heeft, ofschoon de paviljoens van de vreemde landen, beschouwd als opdrachten van de regeeringen, buiten beoordeeling bleven. De vertaling luidt als volgt: ‘Persoonlijk en uit naam van de Fransche juryleden, die de werken van klasse I (Bouwkunst) hebben nagegaan, geef ik u de verzekering van de hoogachting, die wij hebben voor wat Nederland heeft gewrocht zoowel wat de architectuur van zijn paviljoen betreft als in de gansche inrichting der tentoonstelling. Aan geen ander land viel deze onderscheiding ten deel. Een tweede blijk van waardeering van Nederlandsch kunnen was de onderscheiding, die een Haagsch bouwmeester, de heer van Eesteren te Berlijn, verwierf. Op de prijsvraag: hoe moet de hoofdstraat van Berlijn Unter den Linden zich in de 20ste eeuw ontwikkelen? werd hem de eerste prijs toegekend. Dit kan alleen geen verrassing zijn voor wie weet, hoe ook in Duitschland de krachtige opgroei onzer bouwkunst wordt opgemerkt (van loftuitingen in de Engelsche pers geeft het Nationaal Bureau voor Documentatie over Nederland herhaaldelijk voorbeelden). In Der Tag schreef Franz Servaes daarover onlangs o.m.: ‘Nederland is ons op z'n minst ettelijke neuslengten voor.... Bovenal onderscheidt zijn bouwkunst zich door eenvoud en doeltreffendheid; daarbij komt de goede traditie, waarmee het geenszins behoeft te breken om iets gezonds voort te brengen, dat met den tijd in overeenstemming is. Van deze stevigste aller Kunsten naar de luchtigste: die van den vliegenden mensch. Den dag van 5 October 1925 moet men onthouden wegens de zegevierende Amerikaansche rondvlucht van 3400 K.M. met Detroit als uitgangspunt door Fokker volbracht en waarmee hij de Ford-trophee verwierf. De Nederlandsche vliegnijverheid toonde wat zij kan, bewees, dat zij met de stuurkunst vereenigd een eervolle en belangrijke rol gaat spelen en dat Nederland, gelijk de heer E.L.K. Schmülling in het Kol. Wbl. heeft opgemerkt, het recht en den plicht heeft, aan de internationale inrichting van den vliegdienst op Indië deel te nemen. Kort tevoren was juist weer een nieuw Fokker-verkeersvliegtuig te Schiphol beproefd en uitmuntend bevonden, zoodat niemand het verlies van het toestel, dat in Amerika den prijs won - en dus onmiddellijk in Amerikaansche handen overging - behoeft te betreuren.
Tenslotte weer naar de diepte: de onlangs gereed gekomen baggermachine van de N.V. Verschure & Co. te Amsterdam, leert, dat Nederland het ook uithoudt bij den wedstrijd.... in de modder! Voor Engeland is dit voortbrengsel der Nederlandsche nijverheid bestemd, dat zij, die het bezichtigden, een wonderwerk noemden. Het is de grootste baggermachine ter wereld. Al deze bewijzen van Nederlandsche bekwaamheid en volharding mogen het vertrouwen in onszelf sterken en den moed aanwakkeren! |
|