Hun taal verloren!
DS. A.J.K. de Klerk, uit Zuid-Afrika door de Ned. Geref. Kerk of ‘Dutch reformed church’ naar Ceylon beroepen, doet in het maandblad Zuid-Afrika een mededeeling, welke tot nadenken moge stemmen ieder, die lichtvaardig denkt over het verlies van een eigen taal.
De leden der Ned. Geref. Kerk aldaar zijn afstammelingen van de Nederlanders, die zich in den ouden tijd op Ceylon vestigden en zich vermaagschapten met voorname inlandersfamilies. Zij worden ‘Dutch Burghers’ genoemd en verdienen dien naam, zegt de schrijver, want zij zijn door en door Hollandsch.... met uitzondering van hun tong. Geen enkele Burgher heeft degelijke kennis van de Nederlandsche taal. Hen, die een weinigje Nederlandsch kunnen lezen en spreken, kan men op de vingers tellen.
In den regel spreken de Burghers met trots van hun afkomst en betreuren zij het verlies van hun taal ten zeerste. Zij hopen nog steeds, eenmaal weer in nauwe aanraking te komen met den stam, waarvan zij als takken afgehouwen zijn.
Sedert Ceylon aan de Engelschen overging, is echter alles verengelscht. Er is geen band, die de Burghers uiterlijk aan een Nederlandsch sprekende bevolking bindt en dat heeft zeer nadeelige gevolgen. Reeds een eeuw lang wordt in de Ned. Geref. Kerk geen woord Nederlandsch meer gepreekt.
Voor de Burghers van den ouden stempel, die een afgezonderd bestaan verkiezen boven een zich mengen in den vreemden stroom, is het verlies der Nederlandsche taal een levenslange kwelling, temeer omdat men geen hoop kan koesteren de taal der voorvaderen terug te krijgen.
Het jonge geslacht schijnt helaas onverschillig en laat zich gemakkelijk wegvoeren van de oude paden, schrijft de heer De Klerk.
Ligt hierin niet een waarschuwing voor jong Zuid-Afrika?
‘Wie ooren heeft om te hooren, die hoore!’.