Vlaamschen Broederbond, die zijn eigen weekblad, De Vlaamsche Volksstem, heeft, dat zonder omwegen voor het volledige Vlaamsche rechtsherstel opkomt. Doch niet minder belangrijk waren de op het congres vertoonde statistieken, wijzend op de getalsterkte van de in het Walenland verblijvende Vlamingen, geboren in gemeenten van het Vlaamsche land en ingeschreven op de kiezerslijsten, dus allen tenminste 21 jaar oud. Te Dampremy, bij Charleroi, bleken niet minder dan 1.598 kiezers, van de 8.703, of 18.36 t.h. uit het Vlaamsche land afkomstig te zijn (voor de mannen bedroeg het aantal 21.11 t.h., voor de vrouwen 15.37 t.h.); te Montignies waren 2.608 kiezers van Vlaamschen oorsprong, te Gilly 2.508, te Charleroi-stad 2.045, enz. Voor het kolenbekken van Charleroi alleen kwam men tot een totaal van ruim 25.000 Vlamingen op een bevolking van 200.000 zielen.
De over het Waalsche nijverheidsland verspreide Vlamingen voorgoed tot een vaste, stambewuste massa te groepeeren met het doel op te komen voor hunne geestelijke en stoffelijke belangen, zal nu het werk der eerstkomende jaren zijn. Er is natuurlijk nog heel wat gebrek aan samenhang en aan werkelijk nationalen zin bij deze uitgeweken Vlamingen, doch er zijn teekenen - het sterk toenemend aantal lezers van Vlaamschgezinde dagbladen is er een van belang -, welke op een onbetwistbare versterking van het stambewustzijn wijzen. Minister Van de Vijvere, die het de moeite waard had geoordeeld, de inrichters van het congres te komen gelukwenschen, aarzelde niet, in zijn toespraak op de algemeene vergadering het stambewustzijn te verheerlijken, waar hij zeide: ‘Te allen tijde hebben de dichters het droevig lot der bannelingen beschreven en in verzen omgezet. Waarlijk, het lot van hen, die verplicht zijn hun vaderland te verlaten om in den vreemde een nieuw leven te zoeken, is beklagenswaardig, vooral wanneer zij, in den vreemde zijnde, geen betrekkingen hebben met hunne stam- of taalgenooten. Wanneer deze uitwijkelingen zich echter vereenigen, wordt hun lot merkelijk draaglijker en ziet men vaak gebeuren, dat deze bannelingen in een vreemd land, hoewel een minderheid blijvend, toch een plaats innemen, die hen onmisbaar maakt. Het voorbeeld der Ieren in Amerika is sprekend. Deze kenmerken zich toch door de liefde voor hun vaderland en hun diepen godsdienstzin. Waar een Ier ook komen moge, overal is hij eerst Ier en katholiek. Zoo ook moeten onze Vlamingen zijn en blijven: katholiek en Vlaming. Onze Vlamingen steken graag weg, dat zij Vlamingen zijn. Dat mag niet langer blijven duren. Zij moeten voor hun Vlaming-zijn durven uitkomen. De Vlamingen in het Walenland moeten elkaar zoeken. Het hemd is immers nader dan de rok’.
Tot de geestelijke ontwikkeling en het behoud, voor den Nederlandschen stam. van deze over de Zuidelijke grens van ons taalgebied, in Europa, uitgeweken Vlamingen, kan al wie iets over heeft voor taal en stam, een steentje bijdragen door het zenden van boeken, dagbladen en tijdschriften aan priester Frans Geysen, rue des Combles 1, Montignies-sur-Sambre, die de ijverige secretaris is van het Werk. Mogen velen begrijpen, dat het hun plicht is, als ware Groot-Nederlanders, trots alle verschil van godsdienst of wijsgeerige opvatting, dit edel streven naar behooren te steunen.
Brussel.
M.J. LIESENBORGHS.