Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSpelling (en vorm) van aardrijkskundige namen.Gaarne wil ik eenige kantteekeningen maken bij het stukje van R.v.I., onder bovenstaand hoofd in de afdeeling Oost-Indië van het voorlaatste ‘Neerlandia’-nummer, verschenen. R.v.I. schrijft: ‘Wij Nederlanders schrijven dus aardrijkskundige namen, zooals wij dat het best vinden.’ - Ik zeg hierop: ‘Helaas, dat is maar al te waar; vandaar de anarchie die er te onzent heerscht!’ Men schrijft b.v.: Enschedee en Enschedé, Zutfen en Zutphen, Uskwerd en Usquert, Appelsga en Appelscha, Hengeloo en Hengelo, Oostende en Ostende, Torhout en Thourout, Diksmuiden en Dixmude, Laken en Laeken, Ieperen en Yper, enz. enz. enz. (De m.i. goede spelling volgens Nederlandsche begrippen, heb ik onderstreept). - Zoo is het, volgens het stelsel ‘zooals wij dat het best vinden’, bij ons mogelijk, dat de kinderen op school eene andere spelling onder oogen krijgen, dan b.v. de directie der spoorwegen er op na houdt. Vervolgens schrijft R.v.I. in datzelfde stuk: ‘In denzelfden gedachtengang lijkt het mij fout, dat wij Nederlanders er ons aan storen, als een of andere potentaat (sic!) een aardrijkskundigen naam verandert; het overboord zetten van namen als St. Petersburg en Christiania is voor mijn gevoel alleen van kracht voor Russen en Noren, voor de menschen voor wie de wetten van deze potentaten (nogmaals: sic!) gelden.’ - Hierop zou ik het volgende willen zeggen: ‘Afgezien nog van de onjuistheid om van potentaten te spreken, waar het ‘het volk’ betreft, ben ik er sterk voor, om ieder volk zooveel mogelijk in eigen taal te behandelen, gedachtig aan den onvergankelijk-schoonen rechtsregel: ‘...honeste vivere, alterum non laedere, suum cuique tribuere’, - de z.g.n. ‘iuris praecepta’! - Dat wil natuurlijk nog niet zeggen, dat onze kinderen behooren te zingen: ‘Tusschen Köln en Paris leit (ligt) de weg naar Roma.’ - Keulen, Parijs, Rome, Londen, Berlijn, Rijssel, Duinkerke, Kopenhagen, enz. enz., zijn eenvoudig: Nederlandsche benamingen voor niet-Nederlandsche steden. | |
[pagina 124]
| |
Een geheel ànder geval is het echter, als een volk er toe overgaat zijn eigen plaatsnamen te veranderen, te nationaliseeren, zooals het geval is geweest met Leningrad (Sovjet-Rusland) en Oslo (Noorwegen). Bestaat er dàn voor ons, Nederlanders, één enkele aannemelijke reden, om aan de oude, door die andere volken afgeschafte, benamingen te blijven vasthouden? Is het voor ons dan zóóveel gemakkelijker, om Christiania (spreek uit: Kristiania) en Sint-Petersburg te zeggen, dan Oslo en Leningrad? - Ik geloof het niet. En daar komt nòg iets bij: het koppig vasthouden aan hier te lande nu eenmaal zoo'n beetje bekende namen leidt vaak tot een geheel verkeerde begripsvoorstelling omtrent nationaliteit en verlangens van het desbetreffende volk. - Waarom zullen wij den kinderen niet leeren, dat de Tsjechen spreken van Brnó (i. pl. v. Brünn), van Olomouc (i. pl. v. Olmütz), van Bratislava (i. pl. v. Pressburg); dat de Polen spreken van Warsawa en Lwow (Lemberg)Ga naar voetnoot1); dat de Roemeniërs spreken van Alba-Julia (i. pl. v. Karlsburg) en van Chisinaw (i. pl. v. Kiesjenew); dat de Estlanders spreken van Tallinn (i, pl. v. Reval), de Lithauers van Klaïpeda (i. pl. v, Memel), de Ieren van Baile A'tha Cliath (i. pl. v. Dublin), enz. enz.Ga naar voetnoot2) Het is natuurlijk volstrekt niet zeker, of die nieuwe, nationale namen, er op den duur bij ons volk wel zullen ingaan, maar zoo iets kan men toch vooruit nooit zeggen; er zijn zelfs wel zeer specifiek Nederlandsche benamingen op den duur moeten wijken voor de eigenlijke inheemsche, en niemand denkt er thans aan, om b.v. weer (of nog) te spreken van Danswijk, voor Danzig, of van Kantelenburg, voor Canterbury, en toch hebben die namen vroeger bestaan. Neen, laten wij elke natie het hare geven, ‘ius suum cuique tribuere’, en laten ook wij eischen, dat het buitenland naar ons taalgebied schrijve: 's-Gravenhage, en niet: La Haye of Haag, 's-Hertogenbosch en niet Bois le Duc, Arnhem en niet Arnheim, Groningen en niet Groningue, Brugge en Gent, en niet Bruges en Gand. - Dat eischt de beleefdheid; dat eischt het ‘alterum non laedere.’ 's-Gravenhage, Juli '25. Mr. H.P. SCHAAP. |
|