Fransch Vlaanderen.
Geachte Redactie,
Als een der zeer weinige Nederlanders, die lid zijn van het Comité Flamand de France, ontvang ik geregeld het ‘Bulletin,’ dat dit genootschap uitgeeft. In de laatste aflevering (1e en 2e Fascicule 1925) komen een paar mededeelingen voor, die ongetwijfeld onze belangstelling verdienen.
Neerlandia heeft reeds met ingenomenheid melding gemaakt van de hervatting der wetenschappelijke studie van de Vlaamsche taal en letterkunde door de seminaristen en jonge priesters.
Een ‘Union des Cercles Flamands’ is gesticht onder eerevoorzitterschap van Kanunnik Looten, (voorzitter van het Comité) om een middelpunt te scheppen van letterkundigen Vlaamschen arbeid en om onder de Fransche Vlamingen letter- en taalkundige, benevens geschiedkundige wedstrijden te houden. De bisschop van Rijsel heeft warme instemming betuigd met deze eerste pogingen en den herdruk toegestaan van den kleinen Fransch-Vlaamschen Catechismus.
Kanunnik Looten schrijft: ‘De nieuwe vereeniging zal er op eene doeltreffende wijze toe bijdragen, om een der eerbiedwaardigste tradities van het Vlaamsche volk te handhaven, namelijk het kunnen gebruiken van zijn eigen taal, die zoo uitdrukkingsvolle en rijke taal, die wonderbaarlijk zijn gedachten en gevoelens, zijn tegenwoordig en voorbijgegaan zieleleven, zijn edele hartstochten en begeerten, kortom zijn geheele leven weerspiegelt - een taal, zoo dierbaar aan zijn hart, dat om haar te kenschetsen, het haar den driewerf geheiligden naam van ‘moedertaal’ gegeven heeft.’
Ik voeg hieraan nog toe een uitspraak van ‘Madame de la Chapelle, née de Ternas'; over het herstel en