Zóó kunnen wij het ook!
Het is om jaloersch te worden voor een Nederlandsch schrijver, wanneer hij op den omslag van een Fransch romannetje, versch uit den inktpot, leest 50ste, 70ste, 100ste duizend.
Maar ‘de dingen sijn niet als sij schijnen’ en wie uit zulke cijfers zou besluiten, dat alleen Fransche romans gelezen worden, zou zich gelukkig geheel vergissen.
Niemand minder dan Clément Vautel steekt in het Parijsche weekblad ‘Cyrano’ den draak met den bluf, die onder dergelijke cijfers schuilt.
‘Vroeger,’ zegt Clément Vautel, ‘werd de oplage op den omslag van 't boek aangeduid door het getal uitgaven. En men was overeengekomen, dat één uitgave duizend stuks bedroeg. Doch het duurde niet lang, of de uitgave begon te dalen en ze viel achtereenvolgens op vijfhonderd, op driehonderd, op honderd, op vijftig stuks. En zoo verschenen er boeken, waarvan de negenentwintigste druk de eerste en trouwens ook de laatste was! Toen echter kwam een uitgever op het denkbeeld, om het aantal uitgaven door duizendtallen te vervangen. Dat was eerlijker en dat klonk beter! Doch op zijn beurt tuimelde het ‘duizendtal’ naar beneden. Zoo hebben wij thans in den boekhandel duizendtallen van vijfhonderd, van honderd!...’
Volgens Vautel zijn er in Frankrijk geen half dozijn romanschrijvers, wier werken een oplage van honderd-duizend stuks bereiken en overschrijden. Tal van door het publiek en door hun uitgever geliefde schrijvers brengen het niet verder dan het twintigste, het dertigste duizendtal.
En wanneer ik ‘tal van schrijvers’ zeg, overdrijf ik nog, want er zijn er misschien geen twaalf. En achter hen komen ‘tien duizend’, welke niet door Xenophon worden geleid en welke trouwens ten hoogste vijf en twintig man sterk zijn. Ten slotte volgt het ontelbare leger der vertrouwelijke schrijvers, die gelaten zijn in hun droevig lot en zich troosten met te verklaren, dat het nageslacht hen zal wreken.... Maar toch bereiken hun boeken alle het... cent mille...’
De Brusselsche Standaard heeft de aanmerking van Vautel overgenomen en terecht erbij aangeteekend, dat de Fransch-Belgische kranten, die zoo graag het geestig proza van Vautel overnemen, een mooie gelegenheid hebben gekregen, om hun lezers te beduiden, dat al dat gescherm met duizendtallen niets anders is dan bluf. Hoe vaak beweren ze niet, dat alleen in 't Fransch geschreven werken gelezen worden, dat een Vlaming, die Fransch kent, verkeerd handelt met zijn moedertaal te gebruiken, want het Fransch is een wereldtaal en Fiansche boeken worden in duizenden en duizenden stuks gedrukt en verkocht. Nu, daar denkt de nuchtere Vautel wel wat anders over!
Het zou de moeite loonen na te gaan, welke de oplaag is van de werken der beste en meest gelezen Vlaamsche schrijvers als Timmermans, Streuvels, Teirlinck, Claes, Vermeulen, enz. Of van Nederlandsche als Herman Robbers, Top Naeff e.a. Konden wij hun oplage vergelijken met die van hun Fransche vakbroeders, dan zou die vergelijking stellig niet te onzen nadeele uitvallen.
Op de door Vautel beschreven manier groote oplagen maken is geen kunst!