Nederland in den Vreemde.
In Februari hebben wij verteld, dat de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ een onderzoek heeft ingesteld naar hetgeen men in andere landen over Nederland leert. Dit was maar een zeer klein deel van haar werk.
Wij ontvingen thans het jaarverslag van die vereeniging over 1924 met overzicht over de tien jaren van haar bestaan. Het is buitengewoon belangrijk.
Wanneer wij in dit verslag vermeld vinden, dat bijv. in Canada zelfs meer ontwikkelden niet anders weten, of Nederland behoort tot Duitschland en dat zij Amsterdam met Hamburg verwarren, leert zulk een kleinigheid eerst goed beseffen, welk een berg arbeid er te doen ligt voor een genootschap, dat Nederland in het buitenland bekend en gewaardeerd wil maken.
Maar dit verslag wekt vertrouwen! De mannen, die dit werk hebben aangepakt, kunnen het aan. Zij weten het terrein te verkennen, plannen te ontwerpen, middelen te kiezen, die spreken tot een bevolking. Zij werken met persinlichtingen, tentoonstellingen, rolprenten, Holland-nummers, vlugschriften, lezingen. Zij richten bezoeken van vreemdelingen in, om ons land en zijn instellingen te laten zien en bevorderen de oprichting van ‘Holland-Instituten’ buiten de grens. In verscheiden landen werden, dank zij de bemoeiingen van ‘Ned. i.d. Vreemde’ vereenigingen gesticht, om de cultureele betrekkingen tusschen de twee landen te bevorderen. Het nieuwst bedachte middel van reclame - indien men het zoo noemen mag - is de inrichting van een ‘standaardstand’ met plastisch-statistische voorstellingen aangaande invoer, uitvoer, koloniale voortbrengselen en andere wetenswaardigheden, gemaakt door den heer Chr. Teders en voorzien van schilderingen van den heer André Vlaanderen volgens opgaven en onder leiding van mr. dr. J.H. van Zanten hoofd van het gemeentelijk bureau voor de statistiek te Amsterdam. Deze ‘stand’ (laten we dat gemakkelijke anglicisme uitgesproken op zijn Nederlandsch maar inlijven!) belooft krachtige propaganda.
Nog één bijzonderheid uit dit rijke verslag.
In Japan had Nederland vroeger geen ‘goede pers’. De Vereeniging nu stelde in 1917 een commissie in en deze commissie heeft zich zoo gunstig onderscheiden, dat de Japansche Kroonprins in 1921 bij zijn bezoek aan ons land haar een bedrag in geld schonk, om dat voor haar arbeid te besteden.
‘Nederland in den Vreemde’ beoefent de vaderlandsliefde in nieuwen trant, niet met toosten maar met daden.