Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Nederland. | |
De dood van Louis Bouwmeester.Ga naar voetnoot1)Dat de meeste groote mannen eer te laat dan te vroeg heengaan, kan niet van Louis Bouwmeester worden gezegd. Hij behield zijn groote gave tot het einde, zijn populariteit tot over het graf. Hij vertegenwoordigde geen leer, stelsel of kunstsoort, die voor veroudering vatbaar was. Diep menschelijk als de gevoelens waren, die hij vertolkte, kon men alleen meer of minder instemmen met den vorm, dien hij eraan gaf - de uitbeelding zelf was, kon zulks ooit van een zoo vluchtig werk als het tooneelspelen gelden, monumentaal. En hij, op wien de Tijd geen vat scheen te hebben; die als tachtigjarige nog speelde als in zijn krachtigste jaren - hij verjongde het werk van de oude meesters, maakte Shakespeares drama's zoowel als die der oude Grieken weer zoo levend alsof ze gisteren geschreven waren. Wie zijn ‘Oedipus’ gezien heeft, weet welk een geweldigen indruk hij maakte met den kreet van den ongelukkigen koning ‘O Goden wat hebt gij met mij voor?’ Het treurspel zelf, heel de Grieksche noodlotsleer sidderde in dien kreet. Zijn Richard III, Shylock, Coriolanus, Lodewijk XI staan evenals zijn uitbeeldingen uit later kunstwerken: Narcis, Voerman Henschel, Julius Caesar, Napoleon, Pancras Duif, Hardouin (‘De Greep’) e.a. scherp belijnd in het geheugen en er zal een heel groot speler moeten komen om die beelden weg te wisschen en door andere te vervangen. Louis Bouwmeester ‘kon zoo mooi sterven’ zei de schouwburgbezoeker. Zijn laatste stervenscène is mooi en liefelijk geweest en de Natuur gaf met donderslagen een grootsche begeleiding. Geëerd door binnen- en buitenland - hij droeg het officierskrus O.N. en het Legioen van Eer; speelde met triomf zoowel in Engeland als in het beroemde Weensche Burg-theater - heeft hij thans ons land voorgoed verlaten waar het hem wel eens te benauwd, is geweest, welks roem hij mede heeft helpen verhoogen. |
|