Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Dietsche Kantteekeningen.Fransch Vlaanderen.Uit Brussel ontvingen de N.R. Ct. en Het Vaderland goede tijding: de leergangen in de Vlaamsche (Nederlandsche) taal en letterkunde in het klein Seminarie te Hazebroek (Fr. Vlaanderen) zullen met goedkeuring van Mgr. Quilliet, bisschop van Rijsel, hervat worden. Verder is in de Institution du Sacré Coeur te Tourcoing een Vlaamsche klas ingericht. En de ‘Vlaamsche Studiekring,’ die in December aan de Vrije faculteit van letteren te Rijsel door den rector mgr. Lesne werd ingesteld, mag zich volgens denzelfden berichtgever verheugen in steeds toenemende belangstelling. Van den kant zijner vertegenwoordigers in de Fransche volksvertegenwoordiging zou Vlaamsch Frankrijk wel wat meer waardeering en steun kunnen ondervinden. Er gaat bijna geen week voorbij zonder dat een Baskisch, Bretonsch, Provencaalsch of Normandisch Kamerlid van zijn spreekbeurt gebruik maakt om de aandacht te vestigen op het eigen karakter en wezen en de daarmee samenhangende behoeften van zijn gewest. Maar (zoo zegt de Mercure de Flandre, een tijdschrift dat te Rijsel verschijnt) de afgevaardigden van Fransch Vlaanderen hoort men er nooit. Nochtans levert deze provincie het grootste aantal soldaten aan de Republiek en in dit gewest ligt het zwaartepunt van de economische macht van het land, zonder welke Frankrijk als Europeesche mogendheid beneden den rang van Italië zou dalen. De redactie van het genoemde tijdschrift heeft nu een onderzoek ingesteld naar deze houding van de Fransch-Vlaamsche afgevaardigden. Zij heeft den toestand, hierboven geschetst, uiteengezet in een brief aan alle Kamer- en Senaatsleden van de departementen van het Noorden en het Nauw van Calais en hun de vraag gesteld: ‘waarom zij de eenigen zijn in het Fransche parlement, die nooit, ten bate van hun gewest, de sympathie opwekken, welke het verdient, nooit zijn naam uitspreken en zelfs vermijden dien naam te schrijven, alsof zij er zich over te schamen hadden.’ | |
Ned. Leergangen voor Dagbladschrijvers in Antwerpen.De Journalist vermeldt een plan tot oprichting van een Instituut voor Vlaamsch-schrijvende journalisten te Antwerpen. Deze poging is te moediger, omdat de ervaring met een soortgelijke instelling voor Fransch-schrijvende journalisten te Brussel niet gunstig is. De uitkomsten daarmede behaald, waren tot dusver niet aanmoedigend. Reeds in Mei moeten de leergangen begonnen zijn. Aan wie nog niet bij het vak zijn, zal vooraf een stijlproeve worden gevraagd. Volslagen kennis van de Nederlandsche taal is een eerste vereischte. Geleerden, tot verschillende politieke partijen behoorende, zullen Nederlandsche en uitheemsche letterkunde, handel, kunst, geschiedenis en in 't bijzonder met het dagbladbedrijf verwante vakken onderwijzen. Indien dit plan doorgaat, is het zeker een voortreffelijk middel om het Nederlandsch in België beter bekend te maken, gelijk dat Nederlandsche leergangen voor andere volksklassen reeds vroeger deden. | |
Diplomatieke taal België-Nederland.In verband met de jongste onderhandelingen tusschen de Nederlandsche en Belgische regeeringen betreffende het Scheldevraagstuk en eenige andere punten van bijkomenden aard, welke onderhandelingen tot het sluiten van een diplomatieke overeenkomst hebben geleid, is, van Vlaamsche, ook parlementaire, zijde, nogmaals betreurd dat, bij het voeren van deze onderhandelingen en het opstellen van de overeenkomst, niet het in beide landen ambtelijke Nederlandsch is gebruikt, maar wel het Fransch, dat in Nederland een geheel vreemde taal is en in België, volgens de wet althans, op gelijken voet gesteld is met het Nederlandsch. Naar te Brussel, in gezaghebbende kringen, wordt verzekerd, zou de regeering te 's-Gravenhage zelfs geen enkele maal op de wenschelijkheid van het gebruik van het gemeenschappelijke Nederlandsch hebben gewezen. Het bestuur van Groep Vlaanderen wacht trouwens ook nog steeds op het antwoord, of het kleinste bericht van ontvangst, van zijn, op 16 Juli 1924, aan den Belgischen minister van Buitenlandsche Zaken, Mr. P. Hijmans, gezonden brief, waarin de wensch werd uitgesproken ‘het Nederlandsch als diplomatieke en ambtelijke taal tusschen België en Nederland te zien gebruiken.’ Groep Vlaanderen zal, bij de nieuwe regeering, nogmaals in dien zin aandringen. | |
Onze taal in Ned. Indië.De heer L.K. Elout, redacteur van het ‘Handelsblad’ en medewerker aan ‘De Locomotief’ is met Indië komen kennis maken. Zijn reis strekt zich uit over Java, Bali, de Molukken, Zuid-Celebes, Balik Papan en Sumatra; zij is dus meer dan een vluchtig rondzien. Het heeft den heer Elout getroffen, dat de kennis van de Nederlandsche taal zich zoo algemeen en degelijk verbreid had. Hij had getracht met behulp van een ‘boekje’ wat van de Maleische taal op te steken, doch het was vrijwel overbodig gebleken, daar men met Nederlandsch overal terecht kan. Inderdaad - zoo teekent Oost en West hierbij aan - is in dit opzicht Indië, met vroeger vergeleken, zeer veel veranderd. | |
Gek gedoe.Dat tijdelijk in Brussel verblijvende Nederlanders wel eens een straatnaam in het Fransch opgeven of schrijven is, sommige verzachtende omstandigheden als b.v. onbekendheid met de aldaar bestaande toestanden, in aanmerking genomen, nog eenigszins verschoonbaar. Heel anders is het echter, wanneer het instellingen geldt als de Nederlandsche Kamer van Koophandel in België die, blijkens het adres voorkomend op de briefomslagen en op het Handelsoverzicht Nederland - België, orgaan van dit lichaam, gevestigd is in de ‘rue de Laeken’, te Brussel, terwijl toch ten minste evenveel inwoners van de Belgische hoofdstad spreken van de Lakenstraat als van de rue de Laeken. Erger is het nog gesteld met sommige in geheel Vlaamsche steden wonende correspondenten dezer K.v.K. Zoo wonen: de heer H. Liebregts procuratiehouder van de Ned. Gist- en Spiritusfabriek te Brugge, op het Boulevard Philippe-le-Bon! en niet op de Filips-de Goedelaan; de heer A. Noest, cargadoor, in de rue Charles Quint, en niet in de Keizer-Karelstraat te Gent en de heer H.K. Roessingh zelfs op de Place de Meir, en niet de Meir, zonder meer, te Antwerpen! Waarom in hetzelfde Handelsoverzicht niet gewaagd wordt van de rue aux Veaux te Amsterdam of de rue Haute te Rotterdam is ons een raadsel van stelselloosheid. Als men nu eenmaal mal gaat doen, moet men het niet ten halve laten! | |
Hier spreekt men Nederlandsch.In den loop van verleden zomer, toen zoovele Nederlanders naar Brussel kwamen, verschenen aan tal van winkelramen borden met: ‘Hier spreekt men Nederlandsch’. In den winter verdwenen ze weer met de bezoekers. Nu de goede dagen weer in aantocht zijn, worden de bedoelde bordjes ook weer uitgehaald. Moeten wij daaruit besluiten, dat ze te Brussel onze taal wel kennen in den zomer en niet in den winter?.. Als wij Vlamingen maar wat meer praktischen zin hadden, zou Brussel, gelijk in de verloopen eeuwen, wel onze taal, - zijn eigen taal - weer kennen het heele jaar door. (Het Laatste Nieuws). |
|