strikt te raken; immers de zich toespitsende tegenstelling Vlaanderen-België te ontmoeten. Hoe scherper die tegenstelling wordt, des te meer komt ook het loutere ‘cultureele binnen haar invloedskring. De simpele vraag, die de heer Omer Wattez in zijn toespraak aanraakte: wordt Vlaanderen in België al of niet ‘onderdrukt’ is er een van ‘politiek’. Door den heer O.W. uit zijn midden te laten optreden, om het ‘neen’ te verkondigen, deed ons Hoofdbestuur, willens of niet, bewust of niet, aan ‘politiek’.
Bekijken wij nog nog eens nader, wat artikel 2 II der Statuten vastlegt, dan blijkt heel duidelijk, dat het verkeerd is, telkens weer te verklaren: Wij doen niet aan politiek, en die verklaring als een schild te gebruiken, om zekere richtingen en stroomingen te beletten, zich in ons bondsorgaan, in onze vergaderingen te doen gelden. Want zoo dwingt men de slotsom op: alles wat zekeren gezaghebbenden personen binnen of buiten het Verbond, onwelgevallig is wordt geweerd als - politiek; wat welkom is, wordt toegelaten, al is het in zijn wezen - niet minder ‘politiek’.
De eenige juiste gevolgtrekking uit dit artikel der statuten te maken is immers: Het Verbond laat, binnen zijn kring, iedere richting vrij; het geeft iedere richting gelegenheid zich te uiten, maar - de verbondsleiding vereenigt zich met geen enkele.
Het Verbond als zoodanig is neutraal, onbevooroordeeld, onpartijdig; - het wijst elke eenzijdigheid af.
Het innemen van dit standpunt biedt allerminst zekerheid tegen aanvallen, want allen, die eenzijdig meenen, dat zij alleen den waren weg bewandelen en die hun tegenstanders ‘afvallige verraders’ of dergelijke noemen, zullen over zulk een onbevooroordeeldheid allerminst gesticht blijken. Maar als wij werkelijk onbevooroordeeld en onpartijdig zijn; elke groep gelegenheid geven zich in ons midden te doen hooren, dan staan wij toch vast en stevig genoeg op ons ‘zelfstandigheids’-standpunt, om ons om aanvallen niet te bekommeren:
‘bekoord door niemands gunst, beducht voor niemands haat zooals Vondel het zoo kernachtig-hoog teekende in onzen Johan de Witt.
Den Haag, 5 April 1925.
L. SIMONS.
De redactie tracht zooveel mogelijk voor- en tegenstanders over geschilpunten in den strijd voor stam en taal aan het woord te laten en de lezers van Neerlandia in te lichten over de verschillende stroomingen, maar inmenging in de binnenlandsche politiek van een of ander stamgebied kan nooit met een beroep op de Verbondswet verdedigd worden.
Aangezien wij vooraf geen waarschuwing deden hooren, hebben wij den geachten inzender geen plaatsruimte willen weigeren, hoewel het vraagstuk, dat hij andermaal te berde brengt, reeds herhaaldelijk in Neerlandia is besproken en van alle kanten bekeken. Ook het Hoofdbestuur heeft te dien opzichte zijn standpunt meermalen uiteengezet, nog pas op de algemeene vergadering. Om deze reden moeten wij bezwaar maken voortaan aan artikelen over dit onderwerp gastvrijheid te verleenen.
Red.