Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Taalcommissie.Zetel: Helenastraat 46, ná 1 Juni a.s.: Laan 34, Den Haag. | |
Hoe zit dat?NA ZIJN DOOD mocht hij niet in gewijde aarde begraven worden. Vóór zijn dood wel? | |
Frischheid vóór alles!Op den onlangs gehouden stamdag achtte een der leden het noodig zijn meening te ‘ventileeren’, hetgeen een ander lid den uitroep ontlokte, dat die meening dan wel zeer ‘duf’ moest zijn. Je moet maar Grootnederlandsch je uiten!! | |
O, dat Fransch in Nederland!Gelezen op een uithangbord in de Javastraat te 's-Gravenhage: Thê (met accent circonflexe!) salon. | |
Wel niet onnoodig.Aan de Taalcommissie,Hoewel gij zeker niet zult kunnen ontkennen, dat ik U geen onbekende ben, twijfel ik toch of gij tegen het opnemen van het hierbij gaande niet eenig bezwaar zult hebben. Het is namelijk bedoeld als voorbeeld voor de kranten tot het inrichten van haar ‘Gemengde berichten’. Sommige redacties zouden zoo iets misschien niet on-kwalijk kunnen nemen. Toch wil ik mij het genoegen van het in te zenden niet ontzeggen - het ga dan, zooals het gaat. ‘Een jongen viel uit het venster. Men bleef niet in gebreke ijlings een dokter te ontbieden. De geneesheer, die gelukkig niet ver uit de buurt woonde, kwam, ofschoon niet weinig met andere bezigheden overladen, terstond. Hij verklaarde, dat hij zelf wel niet wel was, maar toch zijn hulp aan den niet weinig geschrokken jongeling niet onthouden wilde. Natuurlijk liet hij niet na, den jongen man van zijn kleeding te ontdoen. Nadat zulks niet zonder moeite was gebeurd verzekerde de dokter aan de niet-ontalrijke menigte, haar niet te willen verhelen, dat het weinig gescheeld had, of tengevolge van de niet-onbelangrijke kneuzingen, die het jongmensch bekomen had, zou het wellicht onmogelijk zijn gebleken hem in het leven te houden, althans indien hij (de dokter) niet zoo vlug was toegesneld’ Het leek mij, geachte Commissie, niet onnoodig door dit voorbeeld eens te laten zien, dat het volstrekt niet onmogelijk is, het gebruik van ontkenningen een beetie te beperken, al erken ik, niet geslaagd te zijn (daarvoor zit de krantenstijl mij misschien te zeer in het hoofd) ze geheel weg te werken. Vergis ik mij niet, dan zijn er maar weinig berichtgevers, die hun zinnen niet telkens zoo inrichten, alsof zij het tegengestelde wilden zeggen van hetgeen zij meenden, niet te mogen ontkennen. En men behoeft de HANDELINGEN der Staten-Generaal maar op te slaan om te zien, dat ook vele Kamerleden in dezen niet vrij uitgaan - om van andere redenaars niet te spreken. Niet zonder bijzondere hoogachting en waardeering, ONTKENNING. | |
Germanisme of teutonisme?Een belangstellend lezer schijnt vast in zijn schoenen te staan met zijn Germanisme, dat hij hardnekkig met een hoofdletter schrijft. Ik begrijp daarom niet, dat hij het noodig vindt, zich schuil te houden, Verder veronderstelt een belangstellend lezer, dat mijn meening over de afleiding van germanisme al tamelijk nchter is; ik verzeker hem, dat die nog veel nuchterder is, dan hij denkt, ja het toppunt van nuchterheid bereikt. Het woord is doodgewoon op een goeden dag klakkeloos uit het Duitsch in onze taal overgenomen. De hoofdletter, die niet alleen een belangstellend lezer, maar ook heel veel anderen moeilijk los willen laten, bewijst de herkomst van het insluipsel. Ik kom dus in zooverre op mijn meening van eerder terug: we hebben hier te doen met een dubbelovergehaald teutonisme. Maar nu is de vraag, hoe komt de Duitsche taal aan het woord Germanisme? Het is niet gewaagd te veronderstellen, dat het begin te zoeken is in de geestesgesteldheid van de Duitschers, om zich te vereenzelvigen met de geheele volkengroep der Germanen, waarvan zij immers het hoofdvolk vormen. Maar zijn de Duitschers dan grooter in getal dan de Nederlanders, de Zweden, de IJslanders, daarom zijn zij nog niet de Germanen, en zijn eigenaardige Duitsche woorden, zinswendingen, enz. nog geen germanismen. Het echte Nederlandsch, Zweedsch, IJslandsch zitten er ook vol van. Zoo wetenschappelijk als een belangstellend lezer ben ik niet, net zoo min als Vlissingen wetenschappelijk met beiden op een lijn ligt; en de ‘Al-Deutsche’, die het woord Germanisme bedacht heeft, staat natuurlijk wetenschappelijk ver boven mij, ook al omdat hij zijn Latijn zal verstaan hebben, wat ik niet doe. Maar niettemin blijf ik bij mijn meening, dat de hedendaagsche Duitschers het best te vereenzelvigen zijn met de Teutonen, en dat een Duitsch insluipsel in onze taal het best een teutonisme te noemen is. En dan natuurlijk niet Teutonisme met een hoofdletter, waarmee die onverbeterlijk hardnekkige belangstellende lezer nu ook al weer begint. Wel hoop ik, dat degenen die het met mijn opvatting niet eens zijn, het goede voorbeeld van een belangstellend lezer volgen en steeds ‘den algemeen gebruikelijken en verstaanbaren wetenschappelijken term Germanisme’ met een hoofdletter blijven schrijven en het woord daarmee het brandmerk op het voorhoofd laten behouden. J. BRANDER. |
|