Tiende Grootnederlandsche Studentencongres.
Het tiende Grootnederlandsche Studentencongres heeft te Leiden vergaderd.
Op de Burcht, bij de verwelkoming op Vrijdagavond 17 April, sprak prof. Daels de deelnemers toe en vergeleek Nederland met Vlaanderen en Zuid-Afrika. Hij gewaagde van het lijden op de kopjes in Transvaal en aan den IJzer.
Het congres, omvattende vertegenwoordigers van de verschillende hoogescholen in Nederland en Vlaanderen en de Zuidafrikaansche studenten in Nederland, werd in het klein-auditorium der universiteit door den voorzitter van het congresbestuur, den heer C.J.B. Verhoef, geopend. Deze verklaarde met nadruk, dat het 10e Grootnederlandsche Studentencongres de cultuur, de roeping en den roem van Nederland wilde dienen. Van politieke bemoeienis mocht en zou geen sprake zijn.
Aan de Vlaamsche gasten zei hij in 't bijzonder, dat zij niet alleen in België, doch ook in het Noorden hun bestrijders hebben. Als motief geldt, dat ‘wij niet één gemeenschap zijn, dat gij anders zijt dan wij.’ Spreker ontkende dit niet en voegde er aan toe dat zoolang België geen waarachtig Nederlandsche hoogeschool bezit de volksaard van de Vlamingen ook anders blijven zal. Onvermijdelijk zal echter de zuiver Nederlandsche geest veld winnen en taalparticularisme zal plaats maken voor het saambindend element van een algemeene Nederlandsche taal. Eenheid van taal en geest gaan samen. In de rij der volken schijnen wij voorbestemd een gelijke roeping te vervullen.
Vóór alles de opbouw en de vrede naar het woord van Hugo de Groot ‘ut omnes unum sint,’ Het zegel van de hoogeschool draagt het stempel ‘Praesidium libertatis’, doch de paradox van alle groote levens sta voorop, dat geen vrijheid, vrijheid is zonder beperking en zelfbeheersching.
Prof. Mr. A. Blok, rector-magnificus, heette namens den academischen senaat de aanwezigen welkom.
In een kort en geestig speechje sprak daarop prof. P.J. Blok, voorzitter van de afdeeling Leiden van het A.N.V. de congressisten toe. Toen de studenten zich eenige jaren geleden van het A.N.V. afscheidden en het D.S.V. geboren werd, toonde het zich een voorspoedige baby door terstond een groote keel op te zetten. Maar het zijn geen zwakke kinderen, die gauw praats hebben en spreker twijfelde er niet aan, of het D.S.V. zou dit bewijzen.
Vrijdagavond spraken de heeren L.L.W. van Soest, A. Beeckman en F.H.C. Bosman namens de Hollandsche, Vlaamsche en Zuidafrikaansche studenten.
De heer van Soest, begroette als voorzitter van het Hoofdbestuur van het Dietsche Studenten Verbond het Congres en herinnerde aan de congressen van Gent (1923) en Leuven (1924). Hoeveel verschil ook met het huidige Congres te Leiden, geen verschil is er in hartelijkheid en in eendrachtig samenwerken.
Door een ongelukkigen samenloop van omstandigheden konden de vacantieleergangen van de Vlaamsche Studenten niet doorgaan. Spr. gaf een overzicht van den stand der Dietsche Studentenbeweging op dit oogenblik, besprak den strijd der Vlaamsche studenten in Gent en Leuven en bracht hulde aan degenen, die met zooveel offervaardigheid voor het heil van hun volk werken.
De heer Beekman gaf een uitvoerig relaas van de huidige Vlaamsche toestanden, schilderde de moeilijkheden van de Vlaamsche studenten bij het streven naar hun doel.
De heer Bosman bracht den broedergroet der Zuidafrikaansche studenten.
‘In vele opzichten - zoo zeide hij o.m. - verschillen Vlamingen, Hollanders en Afrikaners; zelfs hun idealen lijken vaak verschillend, doch wie weet door te dringen door den uiterlijken schijn vindt een eenheid, die tenslotte bindt en waaruit elk zijn krachten trekt.
Spr. besloot zijn geestdriftige rede met de woorden van Jan van der Hout, secretaris van de stad Leiden in den tachtig jarigen oorlog ‘houdt en wint.’
Na een bestuursvergadering sprak Zaterdag de heer G. Scholte over de beteekenis van Hugo de Groot. De heer H. Ch. G.J. van der Mandere ging de levensgeschiedenis van Hugo Grotius na.
Hierna begaven de congressisten zich in extra-tram naar Den Haag. Het bestuur van de Afdeeling 's-Gravenhage en Omstreken van het Algemeen Nederl. Verbond ontving de deelnemers in Riche. Namens het Bestuur sprak overste K.E. Oudendijk een rede uit, waarin hij het Alg. Ned. Verbond de belichaming noemde van de Grootnederlandsche gedachte. Op de jongste algemeene vergadering van deze wereldorganisatie was dat groote grondbeginsel van het verbondsleven door verschillende sprekers nog eens helder en duidelijk uiteen gezet.
Voor den Dietschen stam moet nog veel strijd gestreden zijn, en nog veel leed geleden zijn’, zei spr. o.m., terwijl hij het een eer noemde, ‘het Congres te mogen begroeten, u onze hulde en sympathie, of nog liever, onzen oprechten dank te betuigen voor uw moedig stamhouden op de Vlaamsche veste van het Grootnederlandsche of Dietsche geestelijk wereldrijk. Spreken wij eerbiedig de bede uit, die het slot vormt van Rodenbach's ontroerende psalm:
God onze Heer, wil 't jong geslacht aanhooren;
Red Vlaanderen uit zijn diepen val!
Zegen den eed door allen trouw gezworen:.
Vlaanderen, Vlaanderen bovenal!’
Ook aan den verren Zuidafrikaanschen voorpost van ons Dietsch geestelijk wereldrijk bracht spr. hulde.
De heer Beeckman, voorzitter van het Vlaamsch Hoogstudentenverbond, betuigde dank namens de studenten. Hij wees erop, dat het Alg. Ned. Verbond in Vlaanderen niet zeer bekend is en het verheugde hem daarom, dat hier zoo'n sterke afdeeling is, die begonnen is met het wekken van belangstelling ook voor Vlaanderen.
Jhr. Von Bose sprak de studenten toe als mannen der wetenschap, aan wie is opgelegd de taak om binnen haar grenzen vast te leggen de Grootnederlandsche gedachte.
Van de overige redevoeringen noemen wij nog een voordracht van Dr. C. Gerretson over het karakter der Grootnederlandsche beweging. Al gaat hij niet zoo ver als Prof. Geyl, toch gelooft hij, dat men meer aandacht dient te schenken aan de perioden, dat Noord en Zuid een eenheid waren.
Prof. J.J. Smith uit Stellenbosch sprak over ‘Die Dietse stam in Suid-Afrika’, Dr. N.B. ten Haeff ('s-Gravenhage) over Idealisme en Nederlandsch besef, Mr. Edm. van Dieren (Leuven) over Vlaanderen na den oorlog, de heer Daled, directeur van het museum te Brugge, hield een voordracht met lichtbeelden over ‘Brugge die Scoone’.
‘Waarin wij allen groot zijn en één’ was het onderwerp van pater Borromeus de Greve, ‘De Vlaamsche ziel’, dat van pater Callewaert (Gent).
In een rede over doel en werking van het A.N.V. heeft de heer P.J. de Kanter, onze voorzitter, doen uitkomen, dat het A.N.V. aan veel critiek blootstaat, van rechts zoowel als van links. De een veroordeelt het om zijn lauwheid, de ander spreekt er over alsof het een bolsjewistische organisatie was. Waar de meeningen zoo uiteen loopen, maakte spr. zich niet al te ongerust.
Het A.N.V. heeft een moeilijke taak De radicalere jongeren hebben zich afgescheiden, doch het was, als de scheiding tusschen Noorwegen en Zweden. De vriendschappelijke verhouding werd niet verstoord en tal van banden blijven binden.
De heer C.J.M. Verhoef dankte den spreker en in hem het A.N V., dat baanbrekend werk verricht heeft.
In beginsel is besloten dat het volgend congres zal worden gehouden te Gent.