Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
De Stamdag.‘Kil is je nevel,’ zoo zong Mevrouw C. Drijfhout van Hooff - de Meester ons land toe bij het begin van den Dietschen Stamdag op 27 Maart. En in Pulchri's koude zaal was dat op dien vroegen ochtend wel toepasselijk. Ondanks het hartelijk openingswoord van den voorzitter, den heer P.J. de Kanter, bleef de kille nevel, dien de zangeres poogde te verdrijven met haar warm geluid, nog wel even hangen tijdens de rede van den heer Omer Wattez, voorzitter van Groep Vlaanderen over ‘Geestelijke en economische ontwikkeling en groei van het Vlaamsche volk van 1930 tot heden.’ En wel - 't lijkt vreemd - omdat men die rede te schoon gekleurd vond. Volgens den heer Wattez worden de Vlamingen niet verdrukt maar bestreden, zoodat zij in staat zijn, zich te verweren. Dat hebben zij sedert 1830 gedaan. Daar waar gestreden wordt, kan worden overwonnenen ook zij hebben overwinningen behaald. Alleen door hun verdeeldheid hebben zij de macht niet in hun land verkregen. Als bewijs voor zijn stelling voerde de heer Wattez aan ‘het onvergankelijk werk’ van Lodewijk de Raedt en den arbeid van Paul Fredericq, over de geschiedenis van Vlaanderen. Zulke boeken worden niet geschreven waar een volk verdrukt wordt, meende hij. Niet algemeen was het gehoor dit met hem eens. Wij hoorden veel verzet en een rauwen tusschenroep. En toen de vergadering ‘De Vlaamsche Leeuw’ aanhief: Zij zullen hem niet temmen
Den fieren Vlaamschen Leeuw
riep de schrijver van zeker bekend GidsartikelGa naar voetnoot1): ‘De Leeuw is al getemd.’ In elk geval had de spreker zich allicht wat meer tot zijn eigenlijk onderwerp kunnen bepalen, dat hij teveel naar het slot van zijn voordracht teruggedrongen had. Een uiteenzetting van den huidigen toestand ware belangwekkender geweest. * * * Algemeen en langdurig werd toegejuicht wat de Nederlandsch-Indische dichter Noto Soeroto vervolgens vertelde over ‘Indië en Nederland.’ Noto Soeroto ziet het Nederlandsche rijk als een groot geheel en de toekomst in toenemende mate beheerscht door de verlangens en redelijke behoeften der Indische volken. De plaats, de taak, de plichten der Indonesiërs wees hij aan tegenover deze ontwikkeling, die naar zijn inzicht moet uitloopen op een statenbond tusschen moederland en koloniën, waarbij de onmisbaarheid der Nederlandsche taal ook in Indië steeds meer gevoeld zal worden. * * * En toen kregen wij een lofzang, een voordracht in gedragen proza van Prof. G. Brom te hooren over ‘Ons mooie land’. Dat deed menigeen goed! Die schoonheden en schatten, zoo kwistig om ons heen verspreid, zien zoovelen niet. Voor natuurschoon willen zij de grens over. Na Prof Brom gehoord te hebben zal men er wel anders over denken, en ‘den vaderlant ghetrouwe’ blijven, zooals wij ons toen haastten te zingen. Nog meer was 's middags de zomerrolprent van den heer Van der Ven, begeleid door Prof. Jul. Röntgens schoone en uiterst belangwekkende toonzettingen, een openbaring voor welhaast ieder onzer. * * * Vervolgens kwam er een verfrisschende kloeke toespraak van den Zuidafrikaanschen hoogleeraar J.J. Smith uit Kaapstad. Hij gewaagde van de ‘geweldige môlikheên van daar die land’ en van zijn grootte: Kaapstad en Pretoria liggen zoo ver van elkaar als Amsterdam van Rome. De Hollandsch sprekende bevolking groeit: aan de Kaap wonen er nu reeds 800.000. Maar het Zuidafrikaansch wil een eigen ontwikkeling volgen. ‘Holland is altijd bekend gewees om sij groot siel, maar voor ons is het 't eenemaal onmoontlik om tweedehands Nederlanders te wees: Ons volk leeft nog en streeft nog na Dietsche idealen, naar een zelfstandige Dietsche cultuur.’ Wij stippen maar een paar zinsneden, die ons troffen, aan uit deze pittige voordracht, waarop wij elders terugkomen en die eindigde met ‘één wenkie, dat de hoogleeraar geven wilde. Nederlanders moeten begrijpen: ‘ons het daar een strijd te voer teên een vreemde cultuur. En daarom sij so goed as ‘in Vlaanderen Vlaams’ die leus: ‘in Suid-Afrika Afrikaans.’ De voorzitter onderstreepte dit betoog door er in een toespraakje den nadruk op te leggen, dat de Nederlanders, die in Zuid-Afrika maar een klein ‘klompie’ vormen, niet moeten trachten propaganda te maken voor het Nederlandsch, maar zich moeten aansluiten bij de Afrikaners. * * * Zoowel Prof. Smiths improvisatie als hetgeen de heer Knoops, voorzitter van de Afdeeling Berlijn van het A.N.V. ons vervolgens kwam vertellen over het werk in Duitschland leerden weer hoe goed het is ten Stamdag op te gaan en zich niet te bepalen tot het lezen van een verslag in de krant. Het levende woord alleen doet beseffen hoe noodig en hoe moeilijk tevens het is, de Nederlanders in den vreemde ertoe te brengen, Nederlanders te blijven of zich weer Nederlanders te gevoelen, en welke middelen tot versterking van het stamgevoel nuttig en raadzaam zijn. * * * De Dietsche Kunstavond, aangeboden door de Afd. 's-Gravenhage, heeft een talrijke schare naar den Kon. Schouwburg doen opgaan. Men genoot van ‘de zangen van het verleden’ en ‘de rijke taal van het heden’. De bekende Kon. Zangvereeniging Cecilia, onder leiding van Henk van den Berg, opende den avond met het Valeriuslied ‘O Nederland let op U saeck’ en Bredero's Boerenfeest, waarvoor Sem Dresden de muziek schreef. De sopraanzangeres Mevr. Mak van Waay - Dooremans uit Dordrecht, heeft ons vergast op Vlaamsche liederen van Jef van Hoof, door den toondichter zelf begeleid, en Afrikaansche van Mevr. Lambrechts - Vos, die ook zelve de begeleiding harer toonzettingen verzorgde. Zoo waren de drie groote stamgebieden toonkunstig waardig vertegenwoordigd. Mej. Geraerts droeg een reeks klavierstukken van B. van den Sligtenhorst Meyer voor en Mevr. Zwierzina gedichten in proza van Raden Mas Noto Soeroto. De bekende voordrachtkunstenaar Brettani heeft ‘Middelburg's overgang’ van Boutens gezegd, waarbij Koeberg zelf zijn muzikale verbindingen speelde. Met Guido Gezelles ‘Zegepraal’, op muziek gezet door Brandts Buys, sloot het zangkoor den Dietschen Kunstavond. Burgemeester Patijn woonde dezen bij en zat ook met mevrouw den volgenden avond bij den gemeenschappelijken maaltijd in De Tent in 't Bosch aan. Daar werden de krachten, die tot het welslagen der beide dagen hadden meegewerkt door verschillende sprekers gehuldigd, niet het minst de wakkere voorzitter der grootste Afdeeling van het geheele Verbond. ☛ Het kantoor van het Algemeen Nederlandsch Verbond zal van 1 Juni 1925 af gevestigd zijn: LAAN 34, 's-GRAVENHAGE. |
|