in Zuid-Europa, terwijl de landbouwvoortbrengselen ook dezelfde zijn.
In Sao Paulo en Rio Grande do Sul zijn echter geen regeeringskoloniën meer te verkrijgen. Wel kan men land verwerven van de Spoorwegmaatschappijen en van groote kolonisatiemaatschappijen. Koopt men van particulieren, dan is de grootste voorzichtigheid meer dan noodig, want in Brazilië bestaat geen kadaster en het eerwaardige gilde der ‘Landhaaien’ is in de groote steden zeer talrijk vertegenwoordigd.
De internationale spoorweg, die den over land reizende brengt van Rio de Janeiro naar Montevideo, doorsnijdt de staten: Rio de Janeiro, Sao Paulo, Paraná, Santa Catharina, Rio Grande do Sul en Uruguay.
Een spoorreis van 40 uur brengt u van Rio de Janeiro langs de stad Sao Paulo naar de hoogvlakte van Parana. Ook verbindt een spoorlijn de kleine havenstad Paranaquá
De gasten op de 25-jarige bruiloft van Arie de Geus.
met de hoofdstad Curityba en het zich zeer snel ontwikkelde Ponta-Grossa, dat aan de internationale lijn Rio-Montevidéo het voornaamste station in Paraná is.
Eenige uren sporens in Zuidelijke richting van Ponta-Grossa ligt het station Iraty en hier dicht bij de kolonie, vroeger genaamd Conçalves Junior, die in de jaren 1908-1909-1910 door de Hollanders zeer berucht is geworden.
Toen woonden daar ruim 100 Hollandsche families. De meesten zijn op 's lands kosten naar Nederland teruggekeerd; velen werken nog als arbeiders in verschillende steden. De zeer enkele families, een 7-tal, die gebleven zijn, zijn er nu boven op en leven in betrekkelijke welvaart.
De poging tot landverhuizing, in de jaren 1908-1909 op tamelijk groote schaal beproefd is jammerlijk mislukt. Geen wonder, dat men in Holland ten opzichte van landverhuizing naar Brazilië zeer somber gestemd is. De mislukking is hoofdzakelijk te wijten aan de Hollanders zèlf. Mannen, die liever niet werkten, vrouwen zonder eenige schaamte en bijna allen zonder eenige kennis van landbouw.
Ter toelichting: Er waren er, die de boonen eerst kookten, om ze daarna te poten. Daarbij kwamen nog drie jaren misgewas: regen, ratten, sprinkhanen. De moedigste gaf het op. De zeer weinigen, die bleven, vonden aan zich bewaarheid: ‘Na lijden komt verblijden.’
Enkele families, waaronder die van Leen en Jan Verschoor, vertrokken 28 Maart 1911 naar Carambehy. (Jan Verschoor is later in Holland overleden).
De kinderen dezer families zijn met later nagekomen Hollanders gehuwd en wonen bijna allen nog in Carambehy. Carambehy is een station tusschen de plaatsen Castro en Ponta-Grossa. De Hollandsche nederzetting ligt ongeveer een uur van dat stationnetje af, en halfweg tusschen Castro en Ponta-Grossa, van elk ± 4 uur gaans verwijderd.
Het land is kaal, heuvelachtig en onvruchtbaar, evenwel groeit bij rijkelijke en doelmatige bemesting hier alles. Bosch en hout vindt men alleen aan de smalle oevers der riviertjes, die, zich tusschen de bergen slingerend, murmelend, klaterend, voortdurend stroomversnellingen, watervalletjes en watervallen vormend, naar den Tibagy spoeden. Deze stroomt uit in de Paranapanema, een zijrivier van den Paraná, die als Rio de la Plata den zeearm vormt tusschen Buenos-Aires en Montevideo.
Op deze hooge, (923 M. boven den zeespiegel) kale, winderige bergen hebben de Hollanders, die hier in 1911, 1912 1913 kwamen, zich gevestigd en gehandhaafd.
Van die gekomen waren, zijn er ook weer gegaan, o.a. naar Noord-Amerika, maar, die hier thans nog zijn, kunnen zeggen; wij hebben geworsteld, wij worstelen nog, maar - we gaan vooruit, we winnen.
Die nagekomen Hollanders waren niet onbemiddeld en - het waren boeren, op de hoogte van landbouw en veeteelt. Zij kwamen uit 's Gravendeel, Zwijndrecht en Nieuw-Lekkerland.
Ook hun zijn ontgoochelingen en tegenspoeden niet gespaard gebleven, maar ze hebben niet versaagd.
De talrijkste en invloedrijkste familie is die van De Geus, afkomstig uit 's-Gravendeel. Hierbij het familieportret. Vader en Moeder De Geus met hunne kinderen