Ingezonden.
Geen politiek in het A.N.V.
Als eerst kort geleden tot het A.N.V. toegetreden lid, deed het mij leed uit de ingezonden stukken in het Decembernummer van het maandblad der vereeniging te ontwaren, dat helaas ook in deze vereeniging de politiek haar intrede had gedaan. Ik had gehoopt althans hier eendracht te vinden, waar het betreft de eerste vaderlandsche belangen. Ik had verwacht hier te vinden het streven naar de behartiging van die belangen, niet in eng nationalistischen zin, doch met waardeering voor het streven van andere volken; welwillend en tegemoet komend tegen ieder, die ons goed wil, zoo ver als zulks mogelijk is; maar aan den anderen kant onwrikbaar voet bij stuk houdend voor zoo ver het gaat om een zoo eminent belang als onze nationale onafhankelijkheid. De lezing van het maandblad heeft mij deze illusie ontnomen.
Ik wil met de schrijvers aannemen, dat er onder de voorstanders van de eenzijdige, nationale ontwapening, inderdaad vaderlandslievende Nederlanders worden aangetroffen, hoewel ik voor mij zulk eene opvatting niet kan deelen en zelfs niet kan begrijpen. Liefde toch sluit in zich de bereidheid offers te brengen, en waar deze bereidheid niet aanwezig is, rijst bij mij ernstige twijfel aan de kracht van die liefde.
Ik zal hier niet in beschouwingen treden over de vraag in hoeverre eenzijdige ontwapening in dezen tijd de kans op schending van ons vaderland in materieelen zin zal verminderen of vermeerderen; die vraag is in den laatsten tijd herhaaldelijk uitvoerig behandeld door meer bevoegden, op veel betere wijze dan ik dat zou kunnen doen. Maar wel staat het voor mij onomstootelijk vast, dat die éénzijdige ontwapening in dezen tijd ons een geweldigen knak zou geven in moreel opzicht; niet alleen in eigen oogen maar ook in die van het buitenland.
De openlijke erkenning, dat wij als welvarend volk, met onze rijke hulpbronnen, ons eervol verleden, en ons ook in menig opzicht eervol heden, niet bereid zijn offers te brengen voor de handhaving van onze onafhankelijkheid, maar aan anderen willen overlaten, dat voor ons te doen, zou voor een goed vaderlander mijns inziens een ondragelijk denkbeeld zijn; en ik kan mij ook niet begrijpen, hoe een ander volk, dat zichzelf respecteert, en wel tot het brengen van offers bereid is, achting en sympathie zou kunnen gevoelen voor een natie, waar zulk eene mentaliteit overheerschend is.
Gelukkig heb ik uit de ingezonden stukken ervaren, dat de redactie van het maandblad een geheel ander standpunt inneemt dan de inzenders van bedoelde stukken; en ik hoop van harte, dat zij van dat standpunt geen duim breed af zal wijken.
December 1924.
F. DEKKER.