Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTaalcommissie.Een wensch uit Zuid-Afrika.Met de warmte van het zonnige Zuiden drukt een onzer leden in Zuid-Afrika den wensch uit, dat de slappe, vage naam Handelsregister voor Indië, waar het bestuur van plan is een boekhouding aan te leggen van alle firma's, die daar zaken doen, vervangen worde door Naamlijst van Kooplieden en Fabrieken. Neerlandia gaat ook naar Indië en wie weet, wat ze daar doen, als de betrokken personen dezen wensch lezen. | |
Onverbeterlijk?Nog steeds gaan de Kon. Ned. Posterijen voort met het gebruik van stempels, waarop ook Fransch voorkomt. Een Nederlandsch advocaat zond ons een briefomslag, waarop niet minder dan 3 zulke stempels staan en waarvan er een zelfs den voorrang geeft aan.... het Fransch! Gaarne verleenen we aan den onderstaanden brief eenige plaatsruimte. Vooraf beantwoorden wij even de vraag, of opname goed Nederlandsch is, een vraag, die in den begeleidenden brief voorkomt. En dan luidt ons antwoord zeer stellig ontkennend. Geen woord op name is goed Nederlandsch (zie Woordenlijst blz. 14). Alleen opname in de fotowereld zal wel niet meer te bannen zijn, al is het ook namaak van het Duitsch. - Niet alleen onze dagbladschrijvers en zakenmenschen zondigen in dezen. Dr. S., zie eens onze letterkundigen. U keert zich tegen de Germanismen en niet tegen Gallicismen en Anglicismen? | |
Schoone, doch beklagenswaardige Nederlandsche taal!Ik kan het niet langer verdragen, dat onze schoone Nederlandsche taal voortdurend op zoo gruwelijke wijze verknoeid en verminkt wordt. Een zeer bijzonderen afkeer heb ik van de steeds talrijker en driester opdringende Germanismen: woorden, uitdrukkingen, zinswendingen aan het Duitsch ontleend. Deze taal moge op zich zelf heel mooi zijn, voor de onze is zij, wegens de tusschen beide bestaande nauwe verwantschap, bijzonder gevaarlijk. Onnadenkendheid, onverschilligheid en domme verwaandheid: het willen geuren met de kennis der Duitsche taal, ziedaar de betreurenswaardige oorzaken van het door mij aangegeven, droevig verschijnsel. En zelfs journalisten, die toch ook hier den goeden weg moesten wijzen, en niet vóórgaan op het verkeerde pad, maken zich aan dit euvel schuldig. Ik ken redacties, welke er geen bezwaar in zien, zinnen als deze te laten drukken: Als de koning binnenkwam, stonden alle aanwezigen op.’ En woorden als ‘daarstellen’, ‘vermilderend,’ ‘ditjarig,’ ‘deelname’ voor deelneming, ‘billijk’ voor goedkoop, ‘schijnbaar’ voor blijkbaar, en uitdrukkingen als ‘te gemoet brengen’, ‘rijpere jeugd1’, ‘het is vanzelfsprekend’ worden neergeschreven, als ware dit alles volmaaktin orde. En wat men in de taal der zakenwereld voortdurend te lezen krijgt, is eenvoudig verschrikkelijk!! Van uitdrukkingen als ‘ingevoerde reiziger’, ‘goederen op lager hebben’ ‘effekten bestens verkoopen’ en tal van andere meer, schijnen velen in de verste verte niet te vermoeden, dat het even zoovele taalkundige monsters zijn. Evenmin dat het voortdurend weglaten van het woordje ‘dat’, voor iederen werkelijk ontwikkelde geweldig hinderlijk is. En dat men zich aan een verfoeilijk Germanisme schuldig maakt, wanneer men schrijft of zegt: ‘Ik was gister bij mijn oom in Breda’, in plaats van ‘ik ben geweest.’ En een zin als deze: ‘De vergadering ging niet door wegens onvoldoende opkomst, en konden dus ook geen nadere inlichtingen worden gegeven’ gaat in breede kringen voor uitstekend Hollandsch door! Ieder Nederlander echter, wien nog eenig taalkundig besef is bijgebleven, zou hier met den geest van Hamlet's vader driemaal willen uitroepen: ‘Afschuwelijk, afschuwelijk, afschuwelijk!!’ Ik heb dan besloten, het mijne te doen, om, indien mogelijk, het kwaad nog te helpen keeren. En zoo zal ik, telkens wanneer ik weer op een Germanisme stoot, het onderstreept schuldbewijs aan den zich vergrijpenden schrijver toezenden. Laat iedereen hetzelfde doen! Misschien, dat een dusdanig, flink doorgezet verweer onze goede moedertaal nog redden kan van de steeds voortschrijdende verwording! En mogen alle bladen deze regelen nu overnemen. Ongetwijfeld zullen dezulke, welke zich niet schuldig weten, gaarne, ook op deze wijze, medewerken aan het behoud der zuiverheid van onze schoone Nederlandsche taal! Dr. I.K.S.
In het Algemeen Handelsblad kon men (gisteren) lezen: ‘de Nederlandsche Bank heeft de Rotterdamsche Bankvereeniging gesteund in haar liquidatie. Dit maakte natuurlijk op allen, die in laatstgenoemde Bank belang stellen, een vreemden indruk. Wat was het geval? De Regeering heeft, in de Memorie van Antwoord op Hoofd- | |
[pagina 13]
| |
stuk I der Staatsbegrooting aan de Tweede Kamer, gezegd; ‘de Nederlandsche Bank heeft de Rotterdamsche Bankvereeniging gesteund in haar liquiditeit’. De vergissing in het Handelsblad is dus te verklaren en vergeeflijk. Maar dat komt van het malle gebruik van kunstwoorden, zelfs door de Regeering. Waarom niet ‘werkkapitaal’? dat kan iedereen begrijpen; het woord ‘liquiditeit’ kan iedereen, die aan zulke kunstwoorden niet gewoon is, in de war brengen. (Ingezonden).
Een lid maakt de T.C. opmerkzaam op het ingezonden stuk in het Decembernummer, waarvan de schrijver liquiditeit wil veranderd zien in werkkapitaal. Het bovenbedoelde lid vraagt, of liquiditeit niet beteekent beschikbare kasmiddelen. Bij nader inzien meent de T.C. dat beschikbare kasmiddelen werkelijk de beteekenis van liquiditeit beter weergeeft. Duidelijk is het zeker! | |
De macht van het voorbeeld.Een onzer provinciale bladen wijst er op, dat op sommige (vele) waarschuwingsborden aanwijzingen met s.v.p. voorkomen in plaats van met a.u.b. en vindt dat s.v.p. dwaas. Wij ook. Wat denkt het bedoelde blad van momenteel, een woord, dat heel vaak voorkomt in plaats van voor dit oogenblik, in dezen tijd? | |
Schrijven.Een lid vraagt, of we den strijd tegen het gebruik van schrijven, indien er moest staan brief, bericht, mededeeling, enz. opgeven. Tevens merkt hij op, dat zelfs op stukken, uitgaande van Departementen van Alg. Bestuur, dit woord gedrukt voorkomt. Op de vraag kunnen wij volmondig neen antwoorden en hier bijvoegen, dat wij in dezen strijd niet versagen, getuige onze woordenlijst. Ook ons moet een vraag uit de pen: zou te verdedigen zijn, dat wij gingen spreken van een zendschrijven in plaats van een zendbrief van Paulus of gekker nog van de zendschrijvens van Paulus? | |
Ingezonden.Ik meen niet te mogen nalaten Uwe aandacht te vragen voor het volgende feit op taalkundig gebied, in de hoop dat het U zal gelukken daarin verandering te brengen. De ‘Economisch-Statistische Berichten’ geven elke week een verzameling van opgaven betreffende de circulatiebanken der voornaamste landen. Naast de Nederlandsche bank, vindt men daar de getallen in zake de voornaamste posten van de ‘Bank van Engeland’, de ‘Duitsche Rijksbank,’ de ‘Bank van Frankrijk’.... maar van het eenige vreemde land, waar het Nederlandsch een der officieele talen is, waar de circulatiebank dan ook naast den vreemden een Nederlandschen naam heeft en dien op haar biljetten afdrukt, België, vinden wij opgaven van de ‘Banque nationale de Belgique’. Niet twijfelend of U zal bereid zijn te streven naar verbetering op dit punt, verblijf ik met de meeste hoogachting Uw dw. KIELSTRA. Wij danken U er zeer voor, dat U niet twijfelt aan onzen goeden wil, maar wij twijfelen wel aan dien van de ‘Banque nationale de Belgique’, omdat zij tot nog toe doof bleef voor ons verzoek in dezen. Misschien heeft deze openlijke poging beter gevolg! |
|