zins meer bekendheid te geven aan de juiste beweegredenen, die tot de verplaatsing leidden?
Het vraagstuk der weermacht is van uitnemend Nederlandsch belang. Uit dien hoofde kan en mag het A.N.V., dat uit zijn aard alles wat Nederland of Groot-Nederland raakt, moet behartigen, dit vraagstuk niet schuwen. Immers, houdt het feit, dat het vraagstuk der weermacht zich den laatsten tijd ontwikkeld heeft tot de scherpe tegenstelling weerbaar - weerloos, dat enkele staatkundige partijen een volstrekt ‘weerloos’ op hun programma hebben geplaatst of als verkiezingsleuze nebben aanvaard, in, dat nu eensklaps het A.N.V. dit vraagstuk van de eerste orde buiten zijn aandachtssfeer moet bannen?
Treedt er dus, zoodra een of andere staatkundige partij aan een zaak, die het Verbond behartigt of behartigen moet, op een gegeven oogenblik meer dan gewone belangstelling schenkt, een rem in werking, die automatisch de bevoegdheid van het Verbond om zich met deze zaak bezig te houden, stopzet?
Veronderstel een oogenblik, dat een staatkundige partij tot de overtuiging komt, dat in verband met economische en politieke belangen het voor Nederland als handelstand beter is, indien alle Nederlanders in de eerste plaats Engelsch leeren. Veronderstel dan verder, dat zij, als gevolg van deze overtuiging, op haar programma een punt opneemt, dat tot strekking heeft de vervanging op de lagere school van de Nederlandsche door de Engelsche taal, en de toekenning aan het Nederlandsch van de plaats, die voor 1920 het Fransch op die school innam.
Niets is onmogelijk. Evenmin als men tot voor betrekkelijk korten tijd kon bevroeden, dat het vraagstuk der Nederlandsche weermacht zich tot de scherpe tegenstelling weerbaar - weerloos zou ontwikkelen, kan het nu uitgesloten geacht worden, dat een vraagstuk, waarbij de Nederlandsche taal de hoofdrol zal spelen eens door een staatkundige partij tot programmapunt of tot inzet van een verkiezing zal worden gemaakt.
Wat moet dan het A.N.V. doen, geachte inzenders?
Zoudt gij zelf niet op Uw achterste beenen gaan staan, indien het Algemeen Nederlandsch Verbond daarbij werkeloos bleef toezien?
En toch zou het A.N.V. indien het zich mengde in dien strijd, partij kiezen in een aangelegenheid, die door politieke partijen tot geschilpunt zou zijn gemaakt. En dat zou het A.N.V. ook gerust mogen doen.
Is het soms een onafwendbare noodzakelijkheid, dat het A.N.V. bij bespreking van zaken van algemeen Nederlandsch belang zich uitspreken moet, vóór of tegen een staatkundige partij als zoodanig?
En dat alleen zouden de statuten het A.N.V. verbieden.
's-Gravenhage, Dec. '24.
W.J. VAN DEN BERGH.
Beide bovenstaande stukken zijn opgenomen, om te doen zien, dat de leden van het A.N.V. ten opzichte van het besproken vraagstuk verschillende meeningen zijn toegedaan. Gelukkig zijn alle leden het hierin eens, dat de hoofdzaak van ons streven is: den Nederlandschen stam in ieder opzicht geestelijk krachtig te maken.
Wij sluiten hiermede de gedachtenwisseling over dit onderwerp.
Red.