Oost-Indië.
Verbroedering van Oost en West.
Oedaya, uitgave van de N.V. ‘Adi Poestaka’, Den Haag, Laan van Meerdervoort 60.
Met groote ingenomenheid wil ik dit tijdschrift bij de lezers van Neerlandia - voor zoover dit nog noodig is - inleiden. Oedaya noemt zich:
‘een rijk geïllustreerd tijdschrift, staat onder geen invloed van welke politieke partij ook, noch van eenig particulier belang, doch laat zich uitsluitend leiden door een opbouwende gedachte ten opzichte van de verhouding Nederland-Indonesië.
Het streeft er naar in de Nederlandsche taal onder Nederlanders belangstelling te wekken voor Indonesië, en voor de cultuur, de gaven en krachten van de bewoners dezer landen.
Rust, geleidelijkheid en natuurlijkheid, gesymboliseerd in een zonsopgang (OEDAYA) zijn de richtlijnen, waarin het tijdschrift den opgang van Indonesië wil dienen.
In de Maleische taal tracht het onder de massa der Indonesiërs begrippen te verspreiden omtrent volksgezondheid, volkshuishoudkunde, techniek, kortom die zaken, waarin Nederlanders hun aangewezen voorlichters zijn.
Op deze wijze: naar vermogen bij te dragen aan de bevordering van een wederzijdsche waardeering en van wederzijdsch begrijpen tusschen Nederland en Indonesië, tusschen Oost en West in het algemeen, is het streven van het geïllustreerde tijdschrift.’
Met genoegen bespeur ik, dat deze uitgave van vele zijden gewaardeerd en gesteund wordt.
Dat is geen wonder, want velen zien in, dat het dien kant op moet, als Oost en West nauwer verbonden willen worden.
In dien geest schreef ik zelf mijne eenvoudige artikelen in Neerlandia. Ik bestreed naar mijn beste vermogen zelfoverschatting en gemis aan vertrouwen van Oostersche en eigenwaan en winzucht van Westersche zijde. Dus kan ik mij geheel vereenigen met het werkplan van Oedaya. Voorts geloof ik, dat ook het A.N.V. zich, in zijn verhouding tot Indonesië, op dat standpunt stelt.
De hoofdredacteur Radhen Mas Noto Soeroto is op 't gebied der letteren geen onbekende. Menige dichterlijke bijdrage van zijne hand is in de verschillende afleveringen opgenomen. Als men de teedere en fijne ‘Nieuwe fluisteringen’ leest, dan is wel de eerste indruk: verbazing, omdat een Indonesiër zoo volkomen onze taal beheerscht.
Moge deze voortreffelijke vertegenwoordiger van het Javaansche volk door zijne stamgenooten worden gewaardeerd en in zijn streven nagevolgd. Dan bereiken wij ons doel - dat ook het zijne is:
‘De geleidelijke krachtige ontwikkeling van Indonesië in enge verbintenis met Nederland.’
Is dat alleen een Nederlandsch belang?
Wie even nadenkt komt dadelijk tot de overtuiging: In geenen deele!
't Geldt hier wel degelijk een eeretaak voor den stam en niet alleen voor wat wij Holland noemen. Daarom moeten ook onze Vlaamsche en Afrikaansche broeders evenzeer belang stellen in hetgeen Nederland daar ginds heeft gewrocht.
Zoo zouden ook de Nederlandsche stamgenooten met bijzondere belangstelling vernemen, wat b.v. onze Vlaamsche broeders in den Congo kunnen tot stand brengen.
Ten slotte nog de opmerking dat Oedaya, blijkens den inhoud der afleveringen, die ik toegezonden kreeg, zich trouw houdt aan 't boven opgenomen werkplan. Alles is opbouwend en degelijk. Bovendien is deze uitgave keurig verzorgd, ook de verluchting.
En daar de prijs zeer laag is (voor Nederland en Indonesië
f 3.-, voor 't Buitenland
f 5.- 's jaars) durf ik wel den raad te geven, niet alleen aan leesgezelschappen, maar ook aan de leden van 't Alg. Ned. Verbond
Raden Adipati Aria Achmad Djajadiningrat, Regent van Batavia. Afbeelding uit Oedaya.
er op in te teekenen. Men vindt er nevens Nederlandschen ook Maleischen tekst in. Laat dat den lezer niet afschrikken. Als wij er prijs op stellen, dat de kennis van onze taal zich daarginds uitbreidt, dan mogen wij, die zooveel aan Indië te danken hebben, er wel voor zorgen, dat wij eenige Maleische regelen in huis hebben. En wie weet of niet een enkele er toe komt eenige studie te gaan maken van dit ‘Fransch van Indonesië.’
Velp.
v.L.