Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe ontruiming van Voor-Indië.De Times heeft er aan herinnerd, dat het op 16 October honderd jaar geleden was, dat Nederland Chinsurah (en andere factorijen) in Voor-Indië ontruimde krachtens de bepalingen van het Verdrag van Londen (van 17 Maart 1824), in ruil voor gebiedsafstand van Gr. Brittannië op Sumatra en elders. Door dit verdrag erkende Nederland de volkomen heerschappij van Groot-Brittannië in Indië, gaf het ‘two centuries of gallant struggle’ (twee eeuwen van een dappere bestrijding daarvan) op en verdween het Nederlandsche gezag van het Aziatische vasteland. Ceilon was reeds eer (1802) verloren gegaan, naar men weet. Te Chinsurah, aan de Hoogly, ongeveer 40 K.M. boven Calcutta, was al sedert 1645 een Nederlandsche factorij gevestigd, die het hoofdkwartier werd der Nederlanders in Bengalen. Nog bestaat er een Nederlandsch kerkgebouw, waarin men de wapenschilden aantreft van de opeenvolgende gouverneurs en andere herinneringen, alsmede een begraafplaats met oude graven. De laatste Nederlandsche gouverneur der Kolonie was Daniel Anthonius Overbeek, wien de inwoners van Chinsurah bij zijn vertrek op 16 October 1824 een massief-zilveren beker met opdracht in de Nederlandsche taal vereerden. Overbeek's dochter trouwde met een Engelsch militair heelmeester, en door een romantischen loop van omstandigheden kwam de beker in Engeland, waar hij aan het Royal United Service Institution werd geschonken. Zoo kon de Times een afbeelding geven van dit aandenken aan het einde van het Nederlandsche gezag in Indië. Overbeek werd naar Batavia ontboden en door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen gehuldigd als ‘de waardige en kundige schrijver, die, in zijn jongelingsjaren uit Europa op Chinsurah gekomen, daar grijs is geworden en door onvermoeide vlijt gedurende een langdurig verblijf zich een volledige kennis van het land, de taal, de geschiedenis, den regeeringsvorm, de zeden en gewoonten, de oudheden en de fabelleer der in vele opzichten zoo merkwaardige Hindoes verworven heeft.’ Of zijn werk als gouverneur even | |
[pagina 177]
| |
geslaagd mag heeten, durven wij niet zeggen. Onze nederzettingen in Voor-Indië voerden een ongelijken strijd tegen het opdringende Britsche gezag, een strijd dien een zorgelooze en onbekwame diplomatie hopeloos maakte.Ga naar voetnoot1) In Voor-Indië stonden de wereldrijken, die Engelschen en Nederlanders trachtten te stichten, tegenover elkaar. Het Nederlandsche moest wijken, zoowel door de sterke groeikracht van den tegenstander als door een verslapping van geestkracht tengevolge van te grooten voorspoed aan onze zijde, een zelfvoldaanheid en gerustheid midden in het woelige en vijandige leven der volken, die voor latere geslachten steeds een waarschuwend gevaarssein mogen blijven! |
|