Nederland.
Herman Heijermans. †
Met Herman Heijermans is een onzer grootste tooneelschrijvers heengegaan.
Er staan er nu en dan op, die verfijnde litteraire kunst
op het tooneel geven, maar aan hun werk ontbreekt vaak dat levende, dat onmiddellijk tot den toeschouwer sprekende, dat ons in Heijermans' stukken zoo treffen kan. Tooneelbloed, zooals Heijermans, bezit er thans niet een. Hij, de geboren dramaturg, had, dunkt ons, van zijn vader, den geboren journalist, die èn voor den dagbladman en voor den tooneelschrijver zoo kostelijke eigenschap geërfd: onfeilbaar te weten wat het publiek wil en hoe men het moet toespreken. Hier is nooit dralen of tasten geweest; Heijermans vond steeds aanstonds het rechte woord, het pakkende tafreel. Erfelijk was ook zijn woordenschat, waaruit hij zonder zinnen of peinzen, putten kon; erfelijk ook die groote vruchtbaarheid, die Tooneelstukken, Schetsen, Falklandjes uit den mouw schudde zooals de tot het laatst zoo levenskrachtige oude heer het de kopie voor de krant had gedaan. De lange lijst van Herman Heijermans' werken is dezer dagen door de pers vermeld en wie kent ze eigenlijk niet uit zijn hoofd? En anders ziet hij ze op rijtjes aan de ramen der kiosken. Want een beter gelezen schrijver dan deze heeft de Nederlandsche letterkunde nauwelijks aan te wijzen. Hij was een machtig kunstenaar, die de volksaandacht wist te bekoren, die het volksgemoed wist te bespelen daar hij kon lezen in het hart van den tijdgenoot. De figuren, die hij schiep: Kniertje, uit ‘Op Hoop van Zegen’, Jasper uit ‘Eva Bonheur’, pastoor Nansen uit ‘Allerzielen’, Matthijs uit ‘De Opgaande Zon’, Jantje uit ‘Uitkomst’, zijn uit het volksleven gegrepen, het volksleven, dat hij zoo door en door verstond, waarin hij leefde als een visch in het water .... en waar hij ook nooit bovenuit gekomen is.
Want naast, misschien boven het kunstenaarschap heeft hij zijn roeping van strijder gesteld. Rondgaand in de dalen van leed en ellende heeft hij de hoogten, die de groote wijsgeer Ibsen wist te beklimmen, slechts door de nevelen van het tijdelijke gezien. Een blijvende werking op de geesten vermogen zijn drama's niet te oefenen, doch de tijdelijke uitwerking is steeds hevig en onmiddellijk. Bezield door verontwaardiging over maatschappelijke euvelen, bewogen door deernis voor de kleinen en verdrukten, ontzet door het leed, dat de mensch zichzelf en anderen veroorzaakt, heeft hij leed en deernis en verontwaardiging in levende figuren, echte menschen op de planken gebracht en den toeschouwer op zijn beurt door de felheid van kleur, waarmede hij schilderde, tot medelijden en verontwaardiging bewogen. Het Tooneel is in zijn handen een werktuig geweest, dat hij met groote bekwaamheid heeft weten te hanteeren.
In het Duitsch, Fransch en Engelsch is zijn werk vertaald, tot in Sovjet Rusland is Herman Heijermans gespeeld. Indien niet voor alle eeuwen zoo heeft hij toch voor alle landen geschreven en in zijn eigen land heeft hij, zooals Dickens in het zijne, een sociale taak volbracht en met zijn aanschouwelijk sarcasme en overgevoelige romantiek, die zich in een naturalistisch gewaad hulde, betoogd en gepredikt zoo als geen prediker of redenaar vermocht.
Dies zal zijn naam in de letterkunde zoowel als in de sociale geschiedenis van ons land genoemd worden. Op het Nederlandsche volk rust een eereschuld ten opzichte van den man, die zijn rijk groot hart in zijn kunst heeft uitgestort en die, bij zijn verscheiden in behoeftige omstandigheden, na zijn moeitevol, strijdend bestaan, zulk een rijken schat van geestesarbeid aan dat volk vermaakt heeft.