Zonderling geval.
De dagbladen hebben een merkwaardig verhaal gedaan over de oorzaak der vertraging van de uitwisseling der ratificeeringsstukken voor het Nederlandsch-Tsjecho-Slowaaksche handelsverdrag.
De Nederlandsche regeering had naar Praag gezonden een door Koningin Wilhelmina geteekende ratificatie-oorkonde, die in het Fransch was gesteld. De Tsjecho-Slowaaksche regeering bood het Nederlandsche gezantschap, (de uitwisseling zou in het gebouw der Nederlandsche legatie geschieden), een door president Masaryk geteekende oorkonde in het Tsjechisch aan. Hiermee kon men van Nederlandsche zijde geen genoegen nemen. Iets anders ware het geweest, wanneer ook de Nederlandsche oorkonde in de landstaal, dus in het Nederlandsch, ware gesteld geweest; thans echter behoorde ook de Tsjechische oorkonde in het Fransch te zijn gesteld.
Daar het niet aanging de door de Koningin reeds geteekende oorkonde naar Holland terug te zenden, wendde het Nederlandsche gezantschap te Praag zich om inlichtingen tot Den Haag. Ter andere zijde deed de vertegenwoordiger der Tsjecho-Slowaaksche regeering in deze aangelegenheid de toezegging, het zijne te zullen doen, om de tot vertraging der uitwisseling aanleiding gevende moeilijkheden uit den weg te ruimen.
Dit is een voor onze nationale trots pijnlijk geval.
Het gebruik der eigen taal in het diplomatiek verkeer moge zijn eigenaardige bezwaren hebben, wanneer anderen zich daaraan houden, staan wij bij hen te boek als verzakers onzer taal als wij deze niet gebruiken.
Het gebeurde moge in elk geval een vingerwijzing zijn om onze taal te gebruiken, wanneer het maar eenigszins kan.