Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Dietsche kantteekeningen.Het Nederlandsch en de Wereldtalen.Over dit onderwerp heeft de aftredende rector-magnificus der Rijksuniversiteit te Groningen, dr. A. Kluyver 15 Sept. bij de overdracht van het rectoraat eene rede gehouden, waaraan het volgende is ontleend: Vóór de 19de eeuw zijn talen van weinig of geen belang voor de bepaling van politieke grenzen. Het belang van de taal, als teeken van nationaliteit, is door de gebeurtenissen van den jongsten Europeeschen oorlog nog vergroot, en het beginsel der nationaliteiten is nu in eere. Het veelvuldig gebruik van eene vreemde taal onder de hoogere standen werd vroeger als iets natuurlijks beschouwd, en was volstrekt niet in strijd met liefde voor het vaderland. Eerst in de 19de eeuw is dit anders geworden. Lofredenen op eigen taal zal men bij ons in de middeleeuwen niet verwachten, maar in beperkten kring komen zij voor reeds in de 16de eeuw, en de aanprijzing der moedertaal hier te lande in dien tijd staat in verband met een dergelijk verschijnsel in de 16de eeuw in Frankrijk; het is een uitvloeisel van het humanisme, en het gaat in Nederland samen met het zich ontwikkelende gevoel van politieke zelfstandigheid. Men zag onwillekeurig eene zekere overeenkomst tusschen het leven van talen en dat van families van menschen, en men prees zijne moedertaal vooral door te zeggen, dat zij niet verbasterd was, niet vermengd met vreemde elementen; het was ieders plicht die zuiverheid te bewaren. Men had er toen nog geen helder besef van hoezeer iedere taal tengevolge van het internationaal verkeer allerlei invloed van andere talen moet ondergaan, een invloed die nog in iets anders kan bestaan dan in het aannemen van uitheemsche woorden. In hunne verdeeling der talen zijn ook de geleerden der 19de eeuw gewoonlijk gebleven bij de zoogenaamde genealogische verdeeling, wier beginsel geen rekening houdt met wat in de geschiedenis der talen juist het merkwaardigste is, maar alleen met feiten in een ver verleden. Eerst in onzen tijd is het eenzijdige van die groepeering duidelijk in het oog gevallen. Men zou met eenige overdrijving kunnen zeggen, dat er voor het internationale leven eene Europeesche taal bestaat, die in de vormen der verschillende Europeesche talen hare uitdrukking vindt. Wil men de belangen van het Nederlandsch ter harte nemen dan moet men zich niet toeleggen op eene soort van afzondering, die slechts eene belemmering van de geestelijke ontwikkeling wezen zou, maar door de kracht en de zelfstandigheid van het eigen denken moet men die Europeesche taal op eene waardige wijze in het Nederlandsch voorstellen, en de kleinheid van Nederland is daarbij in het geheel geen beletsel. | |
Nederlandsche feestavond te Düren.Het was een aardige aanblik, daar te Düren in den avond van 31 Augustus. Aan lange tafels, evenwijdig geplaatst, zaten de leden der Nederlandsche Vereeniging met hunne kinderen. Een groot portret van de Koningin op een standaard was getooid met onze vlag. Na een flink openingswoord van den waarnemenden voorzitter, den heer Jakob van der Vlugt, expediteur te Düren, sprak Ds. W. Bax van Maastricht zijne rede over vaderlandsliefde, welke met aandacht werd gevolgd. Eene door het Algemeen Nederlandsch Verbond geleende en door den spreker meegebrachte nationale rolprent, kon helaas niet worden vertoond, aangezien (door een misverstand) niet was gezorgd voor de noodige inrichting en bediening. Echter werd dit gemis vergoed door den ijver der leden zelf, die in het Nederlandsch en in het Friesch verschillende voordrachten gaven. Ds. Bax heeft ook nog eens gesproken. Hij vertelde van vereenigingen en kerkelijke gemeenten elders in het buitenland, met welke hij bekend was, en hij verklaarde dat er voor onzen stam en voor onze taal nog veel meer kon en moest worden gedaan. Ten slotte wees hij de Nederlanders van het land van Düren op het lied van René de Clercq: Het schoonste vaandel. In haar toejuiching verklaarde de vergadering zich als bereid om de vermaning te behartigen van dezen dichter, die zijn vaandel ziet als een statigen, sterken boom: Aan zijn voet de vanen der veeten verbrand,
Dat het wierook worde en heilig vuur!
En gij, al kindren derzelfde Natuur,
Stroomend te zamen van wijd en zijd,
Zweert trouw aan den boom, dien geen ouderdom slijt!
Tot middernacht bleef men bijeen in het Evangelische Gemeindehaus, waar natuurlijk voor een passend onthaal werd gezorgd. Voor de kinderen duurde de samenkomst wat lang, maar deze eenvoudige menschen, die thuis geen wakend personeel bezitten, moeten de kleinen wel meenemen. Sommigen moesten onder hevigen regen nog een uur of langer loopen! Maar de vrienden te Düren hebben veel over voor de vereeniging en voor haar streven. De meesten zijn Friezen, die door arbeid in het landbouwbedrijf (als ‘Schweizer’) in hun onderhoud voorzien. Hoort men in hun taal ook vele germanismen, zij zelf blijven gaarne Nederlanders, getrouw aan onzen stam, dien geen ouderdom slijt! Tot de bestuursleden behoort ook de secretaris, de heer J.B. Groenveld, die een krachtige stem heeft en gaarne zingt en opgewekt vertelt van de door hem, in Duitschland of bij ons, bezochte congressen van Nederlanders. Eere aan zulke Nederlanders in Düren! | |
Emants.Voor de Sept.-afl. van het (verdwijnende) tijdschrift Onze Eeuw stond de dichter August Heyting een studie af over Marcellus Emants, waarin hij de belangwekkende rol vermeldt, die deze in het A.N.V. heeft gespeeld. Hij noemt hem ‘een stevige mast op het Grootnederlandsche schip’, waaraan de klapperende zeilen steun vonden. Over Emants' verhouding tot onze beweging vertelt Heyting: ‘Men heeft zich vaak verwonderd, hoe Emants, de pessimist, de man zonder idealen, zich zo- warm kon maken voor het Algemeen Nederlands Verbond, waar zo vele kunstenaars als gold het iets bombasties, zich nooit iets van aangetrokken hebben. Welnu, het was die drang naar een eigen, fiere krachtige persoonlijkheid, welke hij zo gaarne in zijn medeburgers, in het Nederlandse volk ontwaken zag. Zijn vlijmende werken waren een reaksie op zijn ergernis. Men ontkenne niet, dat de kringen, waarin hij zich bewoog, en die eigenlik de kracht der natie behoorden uit te maken en het voorbeeld te geven, juist het meest futloos en verziekt en daarmede ook het meest gedenationaliseerd waren. Hierin ligt de oplossing van die schijnbare tegenstrijdigheid.’ | |
Landsvrouwedag te Roodebeeke (Fransch-Vlaanderen).Men meldt ons uit Roodebeeke:
't Was er zeer gezellig in de Hollandsche Kerk, waar cen groote kring Hollanders en Vlamingen den verjaardag van H.M. kwam herdenken. Gezongen werd er door jonge menschen, alleen en gemeenschappelijk; verzen gelezen (eigen werk), daar woont meer dan één dichter. De afgevaardigden van deze gemeente vertelden van hun bezoek aan H.M. te Middelburg, een schilderstukje werd onder de aanwezigen verloot, ieder ontving een portret van H.M. (uitgave van het Algem. Ned. Verbond), thee ging rond, een telegram werd aan H.M. verzonden, de saamhoorigheid sterk gevoeld, God gedankt, geloofd. Zoo was men lang bijeen, en wie er voor 't eerst was, werd weer getroffen door de wijze van bijeenzijn van Hollanders en stamverwanten in den vreemde. |
|