De huldiging van Lodewijk van Deyssel.
Van Deyssel heeft het Algemeen Nederlandsch Verbond naar het hart gesproken, toen hij uitriep: ‘Wij willen Holland hoog opstooten in de vaart der volken’. Een gelofte aan wat ook ons ideaal is. Van te meer beteekenis omdat zij werd afgelegd door een man, die Maandag 22 September, ter gelegenheid van zijn zestigsten verjaardag, zoo terecht gehuldigd is om zijn onverschrokken eerlijkheid tegenover de Kunst en zichzelf.
Benijdbaar is Van Deyssel, wijl hij zijn levensideaal vervuld mocht zien: een nieuwe kunst te helpen worden, evenwaardig aan die der zeventiende eeuw. Wanneer enkele moderne Nederlandsche romans zoo druk gelezen worden, dat men ze in de leesbibliotheken weken, soms maanden te voren moet bespreken - ja, er Nederlanders gevonden worden die ze koopen! - dan mag de moderne litteratuur zeggen dat zij er is; dat zij de uitheemsche romantiek, die vroeger beduimeld en stukgelezen werd, verdrongen heeft.
De kunstenaar zoekt den bijval der menigte niet. Maar toen Van Deyssel zijn troon beklom in een omgeving, waar ook onze beeldende kunst zooveel overwinningen behaalde, en minister De Visser hem uit naam van de Nederlandsche regeering hulde bracht - toen voelden wij dat dit komen moest; dat dit alles natuurlijk was: een rechtmatige getuigenis die de nadering van een nieuw groot nationaal leven voorspelt.
Wat de kunst aan Van Deyssel dankt is in deze dagen door velen verkondigd; wat hij voor het Algemeen Nederlandsch Verbond in het bijzonder heeft gedaan, heeft onze voorzitter in zijn toespraak bij de huldiging doen uitkomen, de dank daarvoor werd ook door het zenden van een bloemstuk vertolkt. Ons rest alleen de hoop uit te spreken, dat er meer van zulke bezielde srtijders zullen opstaan om Nederland aan zichzelf te ontdekken en de alomtegenwoordige Schoonheid van haar boeien te bevrijden.
Wanneer wij door de plechtigheid van 22 September dezen eenzame en groote, zooals Boutens hem schetste, een beetje nader voelen gebracht, ligt daarin een gevaar. Dat onze letterkunde den top bereikte, beteekent niet, dat wijzelf er ook gekomen zijn. De afstand tusschen den kunstenaar en den gemiddelden mensch is na '80 veel grooter geworden. Dat er een krachtige stroom door de oude bedding stuwde, beteekent niet dat alle stilstaande wateren terzijde ook gezuiverd werden.
Het taalgebruik verraadt alom een onverschilligheid voor zuiver stellen, om niet te zeggen zuiver denken, die bewijst dat de verfrissching op vele plaatsen maar heel oppervlakkig is geweest. Of wel: de navolging der vernieuwers bepaalt zich tot hun fouten, zoodat vrijheid bandeloosheid, zwier aanstellerij werd.
Wij zullen moeten doordringen niet in de manier, maar in den geest der beweging van '80 om zelf mede vernieuwd te worden.