Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederlandsch werk in Perzië.Dat Nederlanders in het algemeen zoo schroomvallig zijn in het bekend maken van hun goede eigenschappen in het buitenland is des te onredelijker omdat zelfs een klein weinig reclame aanstonds groote uitwerking belooft wegens onzen goeden roep bij hen, die ons kennen. Daarvan getuigt het in 't Aug.nr. besproken verslag van ‘Nederland in den Vreemde’ en daarvan getuigt ook een artikeltje in het Perzische blad Setareh-Iran, waarvan men ons een afschrift zendt. Bij Ahwaz in Arabistan moet een dijk worden aangelegd, een arbeid, die van bijzonder groot gewicht schijnt te zijn voor den landbouw. De voordeelen springen inderdaad zoo in het oog, dat het genoemde blad het onnoodig acht, daarover uit te weiden. Trouwens, de zaak is al van zoo ouden datum, dat wij werkelijk met eenige verwondering vernemen, dat dit werk nog steeds niet is uitgevoerd. Het blad vestigt de aandacht der regeering hierop alleen omdat het verlangt, dat dit werk met Nederlandsche hulp tot stand zal komen. De Setareh-Iran schrijft, dat ook voor andere economische belangen samenwerking met Nederlanders gewenscht is: ‘Bij onze economische schikkingen met het buitenland, niet alleen voor den dijk te Ahwaz, maar ook voor alle andere zaken, moet de voorkeur worden gegeven aan de Nederlandsche kapitalisten. En wel omdat: 1o. de Nederlandsche natie de erkende vaandeldraagster is van vrijheid, trouw en deugd, en omdat tot heden toe noch de regeering, noch het volk aanmatigend tegenover anderen zijn opgetreden; 2o. wegens de aanstaande bijeenkomst van den Volkenbond te 's-GravenhageGa naar voetnoot1) beloven de economische en handelsbetrekkingen van Perzië met Nederland, de komst van Nederlanders in Perzië en de diplomatieke en economische banden tusschen deze volken groote voordeelen; 3o. onze onrechtvaardige en roofzuchtige buren kunnen tegen vergunningen en economische overeenkomsten van Perzië aan Nederland verleend geen moeilijkheden opwerpen zooals ingeval die vergunningen aan andere volken zouden worden toegestaan; 4o. Nederlandsch kapitaal en Nederlandsche wetenschap zijn op zichzelf instaat alle rijkdommen van Perzië op te sporen en te ontginnen; 5o. de heele wereld is het er over eens, dat de Nederlanders betrouwbare lieden zijn, prat op hun goeden naam; 6o. ten aanzien van den dijk van Ahwaz zijn zij goed op de hoogte, dank zij de studiën vroeger door Graadt van Roggen verricht. Op grond van deze overwegingen raadt het blad de regeering aan, alvorens aan het voorgenomen hervormingswerk te beginnen, in bespreking te treden met Nederlandsche geldschieters voor alle vergunningen, die moeten worden uitgegeven en voor den dijk van Ahwaz aan hen de voorkeur te schenken. Met Perzië doen Nederlanders sedert lang zaken en de Sjah van Perzië behoort tot de buitenlandsche vorsten die hier te lande misschien wel het veelvuldigst worden gezien. Over het Nederlandsche werk zijn de Perzen blijkbaar tevreden, dat komt in het artikel der Setareh uit. Kunnen wij met dezen lof ons voordeel niet doen in landen, waar men Nederlandschen arbeid nog niet weet te waardeeren?
Als bewijs hoezeer de Nederlanders in Perzië naar steun en medewerking der Nederlandsche regeering verlangen, laten we hier een gedeelte volgen van een vers, dat ons vandaar werd gezonden.
Aan Nederland.
O, Nederland, ons Vaderland!
Waarom zoo lang ons te vergeten,
Waarom te dulden dat er hier
Zoo menig Neêrlandsch pionier,
Koelbloedig wordt in 't slijk gesmeten?
O, Stamverbond, Groot-Nederland!
Wij kunnen niet nog langer wachten;
Kom ons te hulp, reik ons de hand,
Om 't zielsverband met 't Vaderland,
Niet gruwelijk te zien ontkrachten.
Breng toch uw' staatsliên aan 't verstand
Dat hier, bij Parten en bij Meden,
Waar 't volk, dat naar vooruitgang streeft,
Voor wijzen raad veel over heeft,
Het heete ijzer is te smeden.
Dr. JOH. PATER. |
|