Vlaanderen.
Vlaamsche toestanden.
V.
Uit verscheidene brieven van en persoonlijke gesprekken met Noordnederlandsche stamverwanten mocht ik, den laatsten tijd, de ervaring opdoen, dat met de in Neerlandia verschenen bijdragen over Vlaamsche toestanden en verhoudingen, hoe beknopt en bondig hun vorm ook moge zijn, toch wel iets kon worden bereikt, dat alvast eenige voldoening wekt: de langzaam maar gestadig groeiende belangstelling bij de Noordnederlandsche leden van het A.N.V. voor Vlaanderen, de Vlamingen en de Vlaamsche beweging.
Niet al deze brieven en gesprekken leverden het bewijs van een volkomen zuiver inzicht in en een volmaakt onbevooroordeelden kijk op zekere - ik geef het grif toe - vaak ingewikkelde politieke of andere vormen en uitingen van het Vlaamsche vraagstuk en de eischen der Vlamingen; alle getuigden evenwel van een oprechte, ware sympathie voor het Vlaamsche broedervolk, dat een zwaren strijd strijdt en, vermoedelijk wel, door de omstandigheden daartoe gedwongen, tot zijn uiterste konsekwentie zal moeten volhouden, wil het zijn taal - de Nederlandsche - zijn eigen volksaard en zijn positie als loot van den Nederl. stam niet onherroepelijk zien verloren gaan.
De verdeeldheid der Vlamingen, in zoogenaamde Vlaamsche Belgicisten en Vlaamsche nationalisten, welke niet zoozeer haar oorzaak vindt in een verschil van opvatting omtrent het te bereiken doel: het Vlaamsche volk tot een kultuurvolk te verheffen, dan wel in een verschil van meening in zake de middelen om dit doel te bereiken (geleidelijke verovering van het Vlaamsche recht en opheffing der slagboomen welke zijn kultureele ontwikkeling belemmeren of verzekering en bevestiging van de Vlaamsche kultureele vrijheid door middel van de politieke zelfbepaling van het Vlaamsche volk) heeft natuurlijk heel wat schuld aan de onduidelijke voorstelling van zaken welke bij een, weliswaar zienderoogen afnemend, aantal Noord-Nederlanders ten aanzien van Vlaanderen en de Vlaamsche beweging nog steeds blijft voortbestaan. Ons kan zulks niet verbazen waar de ondervinding heeft geleerd, dat ook in Vlaanderen, zelfs bij sommige intellectueelen, de scheeve denkbeelden en meeningen omtrent Nederland op verre na niet uit de wereld zijn. Er valt nu eenmaal, op dit terrein, nog een reuzentaak af te doen en het komt er dan ook, afgezien van alle bijzonderheden en verschilletjes welke slechts van bijkomend belang zijn, in de allereerste plaats op aan een atmosfeer van onbevooroordeeldheid te scheppen, welke het ontstaan van een welwillende belangstelling en, vervolgens, van een wederkeerig gekoesterde sympathie mogelijk moet maken.
Voor de volken evenals voor de eenlingen geldt de spreuk: Onbekend maakt onbemind. Waar het loten van eenzelfden stam, volken van eenzelfden oorsprong als de Vlamingen en de Hollanders betreft, is hare waarheid er niet minder om en ligt het voor de hand, dat beide belanghebbende partijen niets mogen nalaten om deze onbekendheid te doen ophouden. Vlaanderen en Holland kennen elkander niet genoeg, waardeeren elkander niet genoeg, zoeken elkander niet genoeg. Er is nog altijd niet die wisselwerking, welke stevige, onverbreekbare banden smeedt en steeds nauwer aanhaalt.
Naast politieke factoren welke de Vlamingen, ook geestelijk, van Nederland geheel trachten af te zonderen om het Vlamendom daarna met des te meer gemak te verfranschen mogen ook zekere factoren van economischen aard: o.m. de hooge stand van het Nederlandsche geld niet uit het oog worden verloren bij het nagaan van de pogingen, van Vlaamsche zijde gedaan om met het stamverwante Noorden nader in voeling te treden. Om dezelfde reden moet het den Noord-Nederlander, in omgekeerde richting, zooveel makkelijker vallen naar Vlaanderen te komen en mag hij deze eenig gunstige gelegenheid, welke hem geboden wordt om het Vlaamsche volk beter te leeren kennen, niet ongebruikt laten voorbijgaan. Hij prente zich daarbij goed in het hoofd dat hij overal in het Vlaamsche land en zelfs te Brussel, door het gebruiken, bij elke gelegenheid, van zijn eigen taal, veel bijdragen kan tot het verhoogen van het aanzien van het gemeenschappelijk algemeen beschaafd, dat in Vlaanderen steeds meer en beter door de besten onder de meer ontwikkelden wordt gesproken. Hij late tevens na te spotten met de Vlaamsche streektalen, welke de geestelijke armoede verraden van een volk, dat sedert eeuwen en tot heden toe in een staat van geestelijke ondergeschiktheid wordt gehouden maar een bewonderenswaardige wilskracht aan den dag legt om zich uit den doodenden economischen, financieelen en internationaal-politieken greep los te wringen en niet te vergaan.
Wie het Vlaamschgezinde Vlaanderen wil zien in zijn romantische, kleurige, volksche herdenking van verloren grootheid, late niet na het Gulden-Sporenfeest, op 11 Juli, te Antwerpen bij te wonen.
Wie het wetenschappelijke Vlaanderen, het ernstige, werkende, studeerende Vlaanderen nader wil leeren kennen, kome op 9, 10 en 11 Augustus naar Aalst, waar duizenden Vlamingen - en ook vele Nederlandsche geleerden - aan het 23ste Congres voor Genees-, Wisen Natuurkunde, het 12de voor Rechtsgeleerlheid, het 7de voor Philologische en het 2de voor Economische en Financieele Wetenschappen zullen deelnemen.
Wie het kunstlievende Vlaanderen wil leeren waardeeren in een van zijn eigenaardigste uitingen: het klokkenspel, moet naar een der wereldbefaamde beiaardconcerten van Jef Denijn, op den statigen toren van het oude Mechelen gaan luisteren.
Wie van het nieuwe Vlaanderen houdt, van het wonder des Westvlaamsche verrijzenis na de algeheele venieling, van de communie der Vlaamsche oud-strijders, de dragers van nieuwe idealen van recht zonder minimum of maximum en ware menschelijkheid, met hunne duizenden gesneuvelde makkers, begeve zich, op 31 Augustus, met de deelnemers aan de vijfde Vlaamsche bedevaart naar Diksmuiden, waar een reusachtig kruis wordt ingewijd, dat zijn strakke ramen zal uitstrekken over alle, in de tragische Yzervlakte gevallen soldaten.
Wie tot het wezen van het Vlaanderen-van-iederen-dag wil doordringen bezoeke niet alleen Antwerpen of Gent, maar ook het mooie, oude, doode Brugge, met zijn vele kunstschatten, het lieve Oudenaarde en het heuvelland van Zuid-Vlaanderen, het stemmige en toch jolige Lier van Felix Timmermans, de uit hare asch verrezen Universiteitsstad Leuven - het Leiden van het Zuiden, - Kortrijk en de Leiestreek, Zoutleeuw, verlaten en stil in zijn als verstarde gothieke stemming, Thienen, Sint-Truiden, Tongeren, Damme enz. Hij zal er het eenvoudige, hartelijke, gastvrije Vlaamsche volk kunnen nagaan in zijn dagelijksche doening, zijn gewone leven, doorweven met traditie