Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Boekbespreking.Prof. Dr. P.J. Blok, Geschichtsschreibung in Holland. Beigegeben: Prof. Dr. J. Ziehen, Die Geschichte der Niederlände in Deutschland (Heidelberg 1924).Hier ter plaatse den inhoud van dit boekje te beoordeelen zou geen zin hebben. Daarvoor draagt het te zeer een bijzonder karakter: het overgroote deel onzer Verbondsleden zal voor dien inhoud zeker maar een koele belangstelling koesteren. Maar er is een ander opzicht, waarin deze pennevrucht der heeren Blok en Ziehen omgekeerd in onzen kring algemeene aandacht zal gaande maken - die 't tenminste volledig verdient! - en met blijdschap zal worden begroet, n.l. als teeken van den gelukkigen werkijver, die het Holland-Institut te Frankfort am Main aan den dag legt, om onze Oosternaburen wat meer en wat zuiverder kennis van ons Nederlandsche beschavingsleven bij te brengen en zoodoende propaganda te maken voor onzen stam! Onze landgenooten, die hebben willen helpen om deze uitgave mogelijk te maken, hebben aanspraak op groote erkentelijkheid. En de heeren Prof. Dr. Van der Meer en Dr. Metz, die de ziel dezer beweging zijn, kunnen in allerlei deelen van de wereld moeilijk te veel navolgers krijgen, in het bijzonder omdat zij voorlichting aanbieden, die uit vertrouwde handen komt en die er bovendien, wat haar typographisch voorkomen betreft, aantrekkelijk uitziet. H. V.S. * * * Und wo Ihr 's packt da ist 's interessant. | |
Grammatik der neuniederländischen Gemeinsprache (Het algemeen beschaafd) von M.J. van der Meer, Prof. f. Niederl. Spr. und Liter. u.s.w. an der Universität Frankfurt. Mit Übungen und Lesestücken von Marie Ramondt Lektorin f. Niederl. Spr. u. Lit. a.d. Univ. Gieszen.Hoe komt het toch dat dit boekje mij zo ineens te pakken had? In eens heb ik zo'n 70 bladzijden er in gelezen. Het kan toch niet zijn, omdat de schrijvers voor het Nederlands de Vereenvoudigde Spelling hebben genomen? Och kom; nu ja 't is wel aardig als je werken van een 30 jaren tenminste voor uitvoer naar den vreemde heeft kunnen dienen en daar meehelpt, om ze sneller in het Nederlands in te brengen. Voor onze kinderen, niet waar? zou dat niet goed zijn; die moeten in veel tijd hun eigen taal slecht leren schrijven; dat geeft onze Farizeeën zo'n innig voldaan gevoel over eigen knapheid, - al doen zij zelf 't ook niet goed. Neen, dat is het niet, denk ik; tenminste niet alleen; maar wel dit: die twee Nederlanders daar in Duitschland slaan spijkers met koppen; zij beiden houden zich aan wat zij kennen als de waarheid; ja, en die kennen ze. Zij horen nog het Nederlands klinken; zij hebben behoefte aan klaarheid en eenvoudigheid in hun voorstelling. Van der Meer bergt zijn hele spraakkunst in 100 blz. en men zou wensen dat veel Nederlanders die lazen en Mej. Ramondt hinkt in haar oefeningen niet nu en dan eens op een ‘kunst’-been; ook zij houdt zich aan de opzet: Het Algemeen Beschaafd. Zij denken: wie dat maar eerst kent en mooi vindt, of waardeert ten minste. zal wel verder gaan en de weg naar Hooft en Vondel, naar Ary Prins en Querido zelf wel vinden. Behalve gewone oefeningetjes koos zij met zorgGa naar voetnoot1) stukjes gesprek uit Metamorfoze en Eline Vere van Couperus, iets uit Woutertje Pieterse, uit Inkt van Ina Boudier-Bakker, uit Een Bof van Top Naeff, een dialoogje uit Justus van Effen (Dokter en knecht), een paar makkelike versjes ('s Morgens vroeg van Virginie Loveling en Inkeer van Adama v. Scheltema), een paar een beetje moeiliker: een paar koepletjes van Frederik van Eeden en Aan de Maan van Staring.Ga naar voetnoot1) En uit alles blijkt dat zij schik in haar keuze had: ze waagt het ook met Taalrijm van Charivarius. Veel vraag en antwoord. Ik wil hiermee niet zeggen, dat het hele onderwerp uitgeput is: maar gerust kan de Duitser op deze grond voortbouwen; als hij hier komt, dan treffen hem nog wel nadere onderscheidingen. Er is geen kunstnevel tussen hem en onze taal, zoals ze reilt en zeilt, gemaakt, wat in zoveel boeken gebeurt. Ik beveel het Duitsers dan ook ten zeerste aan wat de Nederlandse helft betreft; trouwens zij hebben ook uit een goede bron geput: de ‘Proeve van een Nederlandse Spraakleer’ van J.G. Talen, R.A. Kollewijn en F. Buitenrust Hettema ‘leider ein Torso geblieben.’ ‘Ohne diese Proeve hätte manches Kapitel nicht geschrieben werden können.’ Enkele opmerkingen wil ik maken ten behoeve van een tweede druk: In zake spelling: wij, Vereenvoudigers in Nederland, houden ons thuis graag met de h; de reden die ons altans deed schrijven is daarbij niet aanwezig; we voelen er het huis in als voor ons levende etymologie. Maar ook de Afrikaner heeft de h geschrapt evenals van der Meer. En dan dit: in de herziene regels der latere jaren zijn gochelen en lochenen niet meer als uitzonderingen op de o-spelling met oo geschreven; 't zijn echter maar twee woorden. In zake woordvormen: bij watten (blz. 26) komt wel een enkelvoud voor: een watje en dan ook een dikke, grote wat. - Induppen ken ik niet, het Ndl. Wdb. evenmin, indippen, maar dit is niet verwant met dopen; maar 't kan daarom natuurlik toch wel ergens gezegd worden. In zake het gebruik der woorden in de zin verwijs ik met een vraagteken naar het Ndl. Wdb. i.z. kennen en kunnen bij de Anm. blz 89, vooral voor kon = kende. In zinnen als (blz. 95): ‘je moet hem dat niet kwalik nemen, immers heeft hij (hij heeft immers) niet beter geweten’ en ‘die jongen heeft niet meegedaan, ik heb er altans niets van gemerkt (altans heb ik er niets van gemerkt),’ doen de door mij gekursiveerde delen, vooral de eerste, Charivarius aan een of andere tante denken; hoe ze heet weet ik niet, maar niet Betje, die laat dat weg. - Maar over dit laatste hebben de geleerden zelf twist: ‘Een afschuwelijk anglicisme is uit de handelskringen bij den lijdend-voorwerpszin in onzen briefstijl gedrongen: het weglaten van het woordje dat. Bijv. Wij deelen u mede de goederen. zijn afgezonden (moet natuurlijk zijn: Wij deelen u mede dat de goederen zijn afgezonden)’Ga naar voetnoot1); maar Dr. D.C. Tinbergen haalt zonder enig bezwaar aan: ‘hij zei, het hinderde hem.’Ga naar voetnoot2) Van der Meer verklaart: ‘Dat bleibt niemals fort und also bekommt der Nebensatz niemals die Wortstellung des Hauptsatzes’ (blz. 97). Ik denk toch, dat deze, als hij deze beide zinnen nader zal bekijken, zeggen zal: ja, het laatste herinner ik mij meermalen gehoord te hebben, ook van niet verwoede anglicisten of germanisten en - ik kan er hem bijvoegen, dat, als het dan een -isme moet wezen, het een frisisme is, maar daar wordt in Nederland niet veel om gedacht: wij zijn terstond klaar met onze buitenlandse beschuldigingen. En wat het eerste voorbeeld aangaat, een gewoon Nederlander zou zeggen: de man heeft op zijn kantoor de: vergeten. Eerst wanneer hij schrijft: ‘Wij delen u mede de goederen afgezonden zijn,’ ja, dan drukt Tante Betje hem aan haar ontroerde voormalige boezem. Maar ik, niet-zakenman, meen toch dat de zin met deze omzetting meer thuis hoort in handelsbrieven. Bewijs genoeg, dat Charivarius gelijk heeft met in zijn Taalrijm (blz. 147 van dit boekje) vast te stellen: | |
[pagina 91]
| |
Het Hollands is heus nochGa naar voetnoot1) zo makkelik niet, zo schrijft Van der Meer het over, maar ik vrees, dat Charivarius met deze omspelling niet in zijn nopjes zal zijn: die houdt zich bij de oude spelling. Tenslotte nog (blz. 99): inplaats van opdat wordt meest dat of om te gebruikt in het algemeen beschaafd. Veel op- en aanmerkingen zijn dat niet. Maar ik moet nog even op het begin terugkomen en voor ons Hollanders - tot schande van ons gebrek aan beleid en doortastendheid in dezen - onvertaald overnemen, wat beide schrijvers in hun inleiding over de spelling neerschrijven, schrijven móésten, wilden zij de waarheid dienen. Alle Duitsers krijgen het volgende dus te lezen: ‘Die Kollewijnsche Rechtschreibung hat einen ziemlich heftigen Streit zwischen den Vorvechtern und Gegnern der neuen Rechtschreibung hervorgerufen. Als Mitglieder der Schulaufsicht diese neue Rechtschreibung in die Schulen einführen wollten, wurde von seiten der Regierung dagegen eingeschritten. Aber verschiedene Ministerien waren der Ansicht, dasz eine Rechtschreibungreform nicht mehr zu umgehen war, und es wurden einige Male (tweemaal!) Ausschüsse ernannt, um der Regierung Vorschläge zur Rechtschreibungreform zu machen. Diese Vorschläge haben aber noch zu keinen praktischen Resultat geführt. Auch der Ausschlusz, den det jetzige (?) Unterrichtsminister eingesetzt (?) hatte, hat mit seinen Vorschlägen kein Glück gehabt und der Minister hat vorläufig die Entscheidung der Rechtschreibungsfrage verschoben; enz. enz. Toch verdedigt niemand de spelling van De Vries en te Winkel meer, ‘die von keinem mehr konsequent befolgt wird.’de anderen gooien het met de regels van De Vries en Te Winkel op een akkoordje. Heb ik teveel gezegd? Is het niet beschamend voor ons, dit te laten lezen en dan het jaartal 1891 op de voorafgaande blz. (XIII), als dat waarin al aangedrongen werd op vereenvoudiging? Het oplossen van sommige vraagstukken is onze kracht blijkbaar niet.
Haarlem, Mei 1924. J.B. SCHEPERS. |
|