Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Vlaamsche toestanden.Ga naar voetnoot1)IV.Een der hoofdpunten van den strijd der Vlamingen, in België, voor het behoud van eigen taal, aard en wezen is, sedert het oogenblik dat de beweging het pad der afgetrokken theorie verliet om het terrein der practische verwezenlijking van haar programma met politieke middelen, te betreden: het streven voor de vervlaamsching (d.w.z. vernederlandsching) van een der twee bestaande rijksuniversiteiten, nl. die welke, onder het Nederlandsche bewind, door koning Willem I, te Gent werd opgericht en later door de Belgische regeering aan hare ware bestemming, de geestelijke ontwikkeling en de beschaving van het Vlaamsche volk werd onttrokken. De lijdensweg van de wetsvoorstellen Van Cauwelaert c.s., tot geleidelijke vernederlandsching van de Universiteit te Gent, de tijdens den oorlog, gedurende een paar jaren verwezenlijkte totale vernederlandsching, de wijziging en verminking van de naoorlogsche Vlaamsche voorstellen door een in meerderheid onwillig parlement en het aanvaarden van de wet-Nolf door deze meerderheid, waarbij de slapsten onder de Vlaamsche parlementairen zich strijdensmoe, met of zonder voorbehoud, aansloten, zijn, meen ik, genoeg bekend om er volledigheidshalve, slechts even aan te behoeven herinneren. Belangwekkend voor het goede begrip der huidige verhoudingen in Vlaanderen is echter wat op de aanvaarding van de wet-Nolf volgde. Jarenlang hadden de politici het Vlaamsche volk de formule: ‘Gent of niets’ voorgehouden. Gent moest worden vervlaamscht, geleidelijk misschien, maar toch geheel. Een halve, een gedeeltelijke oplossing zou het volk nooit goedkeuren, omdat het recht nu eenmaal geen zaak is van min of meer. Op volksvergaderingen, betoogingen, bij de verkiezingen, steeds klonk het, kort en bondig, bevattelijk voor iedereen: Gent of niets! Wie den strijd in Vlaanderen eenigszins van dichtbij heeft gevolgd zal dan ook licht begrijpen hoe groot de ontgoocheling was, toen de Vlamingen, door het aanvaarden van de formule Nolf, feitelijk niets meer bekwamen dan tweederden van een halve Universiteit, waar de geest Fransch en het professorencorps in overwegende meerderheid anti-Vlaamsch zouden blijven. Dat de inzinking, welke zich, na deze stemming, in de Vlaamsche gelederen voordeed, de Vlaamsche beweging niet geheel heeft geknakt, is alleen te wijten aan de stevigheid der gronden zelf, waarop de Vlaamsche eischen berusten. Hoe de Vlaamsche, politieke bladen het ook mochten voorstellen, een aanzienlijk deel van de gematigden onder de Vlaamschgezinden, welke het gros uitmaken van het Algemeen Vlaamsch Verbond, kon zich niet vereenigen met het opgeven, het weze zelfs maar tijdelijk of om redenen van politiek-tactischen aard, van het beginsel, dat totdusver steeds, als een onbevlekte banier, hoog boven den strijd der partijen en het spel der politieke compromissen had gestaan. De ontmoediging en de ontstemming waren zóó groot, dat het Algemeen Vlaamsch Verbond tot nog toe er niet in geslaagd is al zijne troepen weer geheel te verzamelen. Inmiddels zetten de groote Vlaamsche studentenorganisaties en de Vlaamsche Oud-Strijdersbond, die onwrikbaar vast bleven houden aan de oude leus en ze verduidelijkten door toevoeging van het woord ‘geheel’ (Gent geheel of niets) een boycotbeweging tegen de, naar hun oordeel, bespottelijk-onvoldoende vervlaamsching van de Gentsche Universiteit op touw. De gematigde Vlaamsche politieke leiders drongen tevergeefs aan op aanvaarding van dit begin van vervlaamsching, spoorden de Vlaamsche studenten aan de Nederlandsche colleges te volgen, legden, in hunne bladen, nadruk op sommige benoemingen van professoren als prof. Vermeylen, prof. dr. C. de Bruyne enz., niets mocht baten. De boycotbeweging werd doorgezet met het gevolg dat in de vier faculteiten niet eens een dozijn studenten werd gevonden voor de Vlaamsche colleges. Inmiddels richtte de tegenpartij, welke zelfs de gedeeltelijke vervlaamsching en de verplichting, voor de studenten der Waalsche afdeeling tot het volgen van 1/3 der colleges in het Nederlandsch nog te veel achtte en de Gentsche Universiteit geheel Fransch wil houden, een feitelijk tegen de Universiteit gerichte ‘Ecole des Hautes Etudes’ in. Leden van het algemeen comité dezer anti-Vlaamsche instelling zijn een tiental Waalsche professoren van de Gentsche Universiteit, die er ook les geven in de aan de Universiteit vervlaamschte vakken. Prorector Eeman, die ontslag nam als rector om de wet Nolf niet te moeten toepassen is, met prof. Pirenne en een lid van de Gentsche magistratuur, de ziel van de onderneming, welke niets anders is dan een tegen de Vlamingen gerichte oorlogsmachine. Het ongestraft toelaten, door de regeering, van deze en andere practijken, in de onlangs verschenen brochure: ‘De Wet-Nolf en de Vervlaamsching der Universiteit te Gent,’ uitgegeven door het Actie-comité voor de Vervlaamsching, uitvoerig uiteengezet, practijken welke een zonderling licht werpen op de te Gent heerschende toestanden, hebben de studenten in hun verzet nog gesterkt. Hetzelfde kan worden gezegd van een dezer dagen verschenen koninklijk besluit, waarbij de benoeming van de universiteitsrectoren voortaan in de practijk aan de Academische raden (te Gent is de A.R. overwegend anti-Vlaamsch) wordt overgelaten. Aldus slaat de regeering zelf weer een wapen uit de handen van de gematigdsten onder de Vlamingen, die de boycotbeweging veroordeelen en uit de wet-Wolf het maximum van nut wenschen te halen dat er, naar hun opvatting, uit te halen is. Kan het dan, alles op den keper beschouwd, nog verwondering baren, dat de Gentsche afdeeling van het Algemeen Vlaamsch Studentenverbond een week of wat geleden nogmaals een manifest in het licht zond, waarbij besloten wordt, nu de laatste illusie over een betrekkelijk eerlijke toepassing van de wet-Nolf ontnomen is, meer dan ooit de boycotbeweging met kracht door te drijven en dusdoende het beginsel: ‘Gent geheel of niets’, door eene onverzettelijke uiting van den Vlaamschen wil, weer zoo zuiver mogelijk op den voorgrond te plaatsen?
M.J. LIESENBORGHS. |
|