Nederland in Stockholm.
Zooals reeds vroeger in Neerlandia werd vermeld, werd vóór eenige jaren in Zweden de Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging opgericht. Doel der vereeniging, waarvan zoowel Zweden als in Zweden gevestigde Nederlanders deel uitmaken, is het verspreiden van kennis over Nederland en de Nederlandsche gewesten buiten Europa; verder het bevorderen van de wederzijdsche cultureele en handelsbelangen.
Gedurende haar bestaan heeft de Vereeniging hare nuttige taak nooit uit het oog verloren en heeft zij met beperkte geldmiddelen veel tot stand gebracht.
Zoo werden o.a. voorlezingen met lichtbeelden gehouden over Nederland, Nederlandsch-Indië, Nederlandsche Kunst enz. De attaché bij het Nederlandsch Gezantschap te Stockholm, de heer Ph. Visser, hield een boeiende lezing met lichtbeelden, over zijne koene beklimming van het Karakoroemgebergte.
Dat ook bij de samenkomsten in December de Zweedsche leden een klein proefje krijgen van een echt Hollandsch Sint-Nicolaasfeest zij hier terloops vermeld.
Bij het bezoek der Nederlandsche dagbladschrijvers in den zomer van 1923 was het wederom de Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging, die er voor zorgde, dat onzen landgenooten een aangename ontvangst te beurt viel.
Den 10den Mei jl. heeft de Vereeniging wederom bewezen, dat zij op haar post is.
De heer Pevrell, Consul-generaal voor Zweden te Batavia, had zich op uitnoodiging van het bestuur der Vereeniging, bereid verklaard, eene lezing te houden over het onderwerp: ‘Nederlandsch-Oost-Indië, een factor van rang in de wereldhuishouding, benevens de beteekenis van de wederzijdsche verbindingen tusschen dien Archipel en Zweden’ te verduidelijken door lichtbeelden.
Bovendien had ‘Nederland in den Vreemde’ de Vereeniging met de grootste bereidwilligheid de rolprent ‘Nederland’ ter beschikking gesteld.
Teneinde zoowel lezing als rolprentvertooning zoo vruchtdragend mogelijk te maken, waren door het bestuur verschillende overheidspersonen, colleges en vooraanstaande personen op het gebied van handel, nijverheid en zeevaart uitgenoodigd en waren ook voor andere personen buiten de vereeniging voor zoover de beschikbare plaatsruimte het toeliet, plaatsen vrij gehouden. Door de zorg der Vereeniging was van een en ander in de pers kennis gegeven.
Onder de zeer talrijke aanwezigen bevonden zich o.a. het Nederlandsch Gezantschap, de ministers van Buitenlandsche Zaken, van Financiën, van Handel en Nijverheid, van Verkeerswezen, verschillende leden van den Rijksdag, de Besturen van vele vereenigingen en vertegenwoordigers van ondernemingen op allerlei gebied.
De rede van den heer Pevrell werd met de meeste aandacht aangehoord en de rolprent ‘Nederland’ had natuurlijk denzelfden bijval als overal, waar ze tot nu toe vertoond werd.
Na afloop vereenigden zich ongeveer 70 dames en heeren aan een gezelligen disch.
Na Stockholm zullen zoowel voorlezing als rolprentvertooning plaats hebben in Zweden's tweede, doch 's lands eerste koopstad Gothenburg. Trouwens, waar de ijverige ondervoorzitter der Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging, Konsul Uggla, die den heer Pevrell daar heen vergezelt, de leiding in handen heeft, valt niet te twijfelen aan een gelijk welslagen.
De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging kan met trots en voldoening terugzien op den 10den Mei.
Laat ons hopen, dat de Vereeniging van alle zijden, doch vooral van Nederlandsche zijde den steun moge ondervinden, dien zij ten volle verdient en die onontbeerlijk is, om op den ingeslagen weg te kunnen voortgaan.
J. RIPPE,
Vert. van het Alg. Ned. Verbond.
Stockholm, Mei 1924.