Nederland.
Nationale Vertelmiddagen.
Aan de Besturen der Afdeelingen van Groep Nederland is de volgende rondzendbrief verzonden:
Amsterdam, April 1924.
Het lijdt wel geen twijfel, of onze Nederlandsche jeugd heeft over het algemeen niet die belangstelling voor ons nationale en groot-nederlandsche verleden en heden, die men gaarne bij haar aantreffen zou.
Vooral voor de jeugd, die niet meer op school gaat en voor wie het lager onderwijs, dat zij ontving, eindonderwijs is geweest, zou het dus waarlijk geen weelde zijn, indien haar - niet op een schoolsche manier, doch zóó dat haar belangstelling tegelijk werd opgewekt en bevredigd - van dat verleden en heden nog eens wat werd medegedeeld door middel van vrije ‘vertelmiddagen’ of ‘-avonden’.
Het spreekt vanzelf, dat de versterking van het nationale besef, die zulke middagen of avonden zouden moeten trachten te brengen, niet daarin zou moeten worden gezocht, dat men een militaristischen of imperialistischen geest poogde aan te kweeken. Ook al zou het ondankbaar zijn onze groote aanvoerders te land en ter zee van vroeger en later tijd te vergeten: naast deze zijn er nog tal van andere figuren, voor wie de jeugd geestdrift behoort te gaan koesteren en uit welker levensgeschiedenis en daden zij een indruk kan krijgen van de roeping, die wij - als volk en als Nederlandsche stam - te vervullen hebben gekregen, en van de manier waarop wij die te midden der andere natiën eervol kunnen vervullen. Denkt maar aan figuren als Jan Huygen van Linschoten en in het algemeen de helden onzer ‘oude voyagiën’; Johan Maurits de Braziliaan, Gijsbrecht Karel van Hogendorp, Willem Bilderdijk, de Zuidafrikaansche voortrekkers, enz. enz. Ook de lotgevallen der eigen gewestelijke omstreken vormen zeker een geschikt onderwerp ter behandeling.
Vandaar dat het Groepsbestuur er door dezen krachtig bij U op aan komt dringen aan het tot stand komen van zulke ‘vertelmiddagen’ of ‘-avonden’ mee te werken.
Voorloopig vragen wij daartoe niet meer van U dan Uw gedachten te laten gaan over, en - vóór den 10den Mei a.s. - ons een antwoord te willen zenden op de volgende vragen:
1. Wil Uwe afdeeling, zoo eenigszins mogelijk, met zulk een verteluur eens een proef nemen?
2. Welke tijd van het jaar lijkt U daartoe het geschiktst?
3. Kunt U er Woensdags- of Zaterdagsmiddags of -avonds een geschikt zaaltje voor beschikbaar stellen, niet te groot, en vooral niet al te ongezellig?
4. Is er in Uw omgeving iemand, die in zoo'n verteluur zóó zou kunnen vertellen, dat het trekt en in den geest van het Verbond is? Of zou U liever hebben, dat het Groepsbestuur een verteller of vertelster voor U zocht tegen een redelijke vergoeding door U? Mochten er meer krachten beschikbaar zijn, zoodat gerekend kon worden met de hoofdrichtingen op paedagogisch gebied in ons land (humanistisch, protestantsch-christelijk en roomsch-katholiek) dan zou dat nog beter wezen, daar het de kans van slagen zeker vergrooten zou.
5. Hoe stelt gij U voor het houden der samenkomsten ter kennis van de betrokken kinderen te brengen en hoorders te winnen? (Bekendmaking door middel van dagbladen, bij schoolgebouwen en speelterreinen? Verkoop van toegangskaarten tegen zeer geringen prijs of kosteloos?).
HET GROEPSBESTUUR.