Het vierde Congres van den ‘Nederlandschen Bond in Duitschland.’
Het is alweer geruimen tijd geleden, dat ‘Neerlandia’ melding maakte van gebeurtenissen, die het lot van den ‘Nederlandschen Bond in Duitschland’ raken. En toch is het meer dan de moeite waard, om op deze groote vaderlandsche beweging buiten onze grenzen de aandacht, in het bijzonder van de leden van het A.N.V. en de lezers van zijn maandblad, te vestigen. Voor het A.N.V. immers is de ‘N.B.i.D.’ meer dan een hem sympathieke onderneming. Beide bonden zijn ten nauwste vereenigd, doordat wederzijds een afgevaardigde in beide Hoofdbesturen zitting heeft, en bovendien nog doordat de Voorzitter van de zelfstandige afdeeling Berlijn van het A.N.V., de heer Martin Knoops, de krachtigste propagandist is in het Dagelijksch Bestuur van den N.B.i.D., waarvan hij deel uitmaakt.
De omstandigheid, dat de Nederlandsche Bond in Duitschland den 9den Maart j.l. in Dortmund zijn vierde Congres beleefd heeft, is een voor de hand liggende aanleiding om op deze plaats nog een en ander daarover en over het Bondsleven te vertellen.
Volgens de Bondswet had dit vierde Congres eigenlijk al in October 1923 moeten plaats hebben. Maar staatkundige en geldelijke omstandigheden maakten dat onmogelijk. Trouwens: die geldelijke moeilijkheden! Een bitter iets. En al is de Bond het A.N.V. voor den steun van f 100.- ten bate van ‘De Post van Holland’ uiterst dankbaar - het is toch maar de beroemde druppel op de gloeiende plaat. Het is pijnlijk, te moeten bedenken, dat honderdduizenden guldens door onze landgenooten geofferd zijn en nog steeds geschonken worden om hongerige Duitsche magen te stillen, maar dat voor een groote nationale beweging van eigen landgenooten in Duitschland nog steeds elke behoorlijke ondersteuning ontbreekt. Terwijl de regeering en de volksvertegenwoordiging zich bepalen tot vriendelijk glimlachen en mompelen: ‘Het is keurig, hoor! Ga jullie je gang maar! En liefst zonder dat wij er hinder van hebben. Heel sympathiek, die Bond, zoolang hij ons geen cent kost. En verder de hartelijke groeten!’
Ondanks leege schatkist was het geestkrachtige dagelijksch Bestuur, geholpen door steeds bereidwillige vaderlanders, erin geslaagd een reserve-fonds bijeen te krijgen, dat het houden van een - steeds zeer duur! - Congres, opnieuw mogelijk maakte. En de opzet was ditmaal uitstekend: twee Congresdagen; op den eersten een vergadering van het Hoofdbestuur met daarbij aansluitend een groote propaganda-avond voor de Nederlandsche kolonie uit het Ruhrgebied, althans de omstreken van Dortmund. En den dag daarop, den geheelen Zondag, het eigenlijke Congres.
Men had, ondanks alle tegenspoeden, toch veel reden tot tevredenheid. De Bond, die den 16den Augustus 1921 te Essen opgericht werd met 21 vereenigingen en 1500 leden, telt thans 82 vereenigingen met meer dan 8000 leden. Wat beteekent, dat door deze beweging thans zeker 50.000 Nederlanders bereikt worden.
En met bereikt worden bedoel ik dan: behouden voor den Nederlandschen stam, gesteund in den strijd om het bestaan, vaster gebonden aan taal en vaderland. Men zou zoo zeggen, dat daarvoor in 's lands schatkist toch wel een paar duizend guldens 's jaars te vinden moesten zijn, Terwijl we aan den anderen kant te lezen krijgen, dat op een of ander Departement in Den Haag een chèque op Duitschland van meer dan een ton toevallig in den inflatietijd....vergeten werd, zoodat zeker f 100.000 in de prullemand terecht kwamen.
Ambtelijke belangstelling was er ook op dit Congres weer. Maar.... door toevallige en persoonlijke omstandigheden. Dat de Nederlandsche Regeering vertegenwoordigd was, dankte men aan den Hoofdinspecteur van het L.O., den heer Rienks, die het Bondsleven steeds volgt, alle vorige congressen bijwoonde en ook ditmaal niet wilde ontbreken.
Verheugend was, dat Minister Van Karnebeek hem althans opdracht gegeven had, in Dortmund te verklaren, dat Zijne Excellentie den N.B.i.D. thans beslist als een nationaal belang, als een Nederlandsche zaak beschouwt, die heel ons volk aangaat!
Misschien zou een vertegenwoordiger van H.M.'s Gezantschap te Berlijn ontbroken hebben, indien men daar niet op de groote beteekenis van deze beweging nadrukkelijk gewezen had. Verblijdend was het ten slotte, dat baron Van Harinxma thoe Slooten namens den gezant uit Berlijn overkwam om met belangstelling de gedachtenwisseling te volgen. Struisvogelpolitiek ten opzichte van spontane nationale bewegingen is nu eenmaal uit den booze. Daarom is de reis van den heer Harinxma, den gezantschapssecretaris, een feit van beteekenis voor verdere Congressen geworden.
Ten slotte was, naast vele Consulaten van ons land, ook het Alg. Ned. Verbond door zijn afgevaardigde in het hoofdbestuur van den N.B.i.D. vertegenwoordigd. Hij bepaalde zich niet tot het aanwezig zijn en het volgen der gedachtenwisselingen, maar had op zich genomen een der beide spreekbeurten voor den propaganda-avond te vervullen. En wel sprak hij, na een duidelijk en in warmen toon gesteld overzicht van Bondssecretaris W. Frankenmölle, over het dankbare onderwerp: ‘Is Nederland groot of klein?’ In een praatje van een half uur streefde uw vertegenwoordiger er naar, de vele honderden toehoorders er weer eens aan te herinneren, dat zij, ofschoon behoorende tot een land, gering wat het aantal inwoners en klein wat oppervlakte betreft, alle reden hebben om trotsch te zijn op wat Nederland in en buiten Europa nog dagelijks op tal van gebieden tot stand brengt.
Het Congres zelf was eenigszins een teleurstelling. Er werd hard gewerkt en in kleinigheden veel bereikt. Maar velen voelden, dat men te veel in kleinigheden, in gemodder van artikeltjes en paragrafen en statuten blijft steken. Men moge nu eens eenige jaren deze statuten laten gelijk ze zijn, en overgaan tot grooter werk, waarvan stuwkracht en frisch leven uitgaat. Het Bondsbestuur werd, op kleine uitzonderingen na, met algemeenen bijval herkozen. Vooral dat de Voorzitter, Ir. F.A. Overhoff en de Secretaris W. Frankenmölle, herkozen zijn, dat ook de heer Knoops in het Dagelijksch Bestuur bleef, is van beteekenis. Deze heeren hebben getoond zeldzaam veel liefde voor het Bondswerk te bezitten. Hun kracht schuilt voorloopig nog meer in het besturen, het ijverig beheeren, dan wel in leiding, voorgang en stuwend vermogen.
Misschien komt ook dàt nog. De beweging is nog nieuw.
Plicht van het A.N.V. lijkt mij, deze zaak nu eens heel ernstig te gaan aanpakken en niet af te wachten tot de werkelijk voorloopig nog onoverkomelijke bezwaren voor een aansluiting als Groep Duitschland uit den weg geruimd zijn. Wat drommel, hier is een Bond van meer dan 80 vereenigingen, met een eigen blad, met een vurig verlangen Nederlandsch te blijven. Daar houdt men geen theorieën meer bij.
Men grijpt zoo 'n beweging aan, vormt een machtige commissie in Nederland, die zelfs in de grootste tijden van slapte voor geld zorgt, die de Kamer bewerkt en de Regeering.
Hier wordt gewerkt. Het Vaderland blijve niet langer ten achter!!
MAX BLOKZIJL,
(vert. v.h.A.N.V. te Berlijn.)