Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Vlaamsche toestanden.Ga naar voetnoot1)III.Wie de Vlaamsche beweging van buiten af met een sympathiek oog gadeslaat of ze, in Vlaanderen zelf, zonder vooringenomenheid ten opzichte van een bepaalde richting aanschouwt en beschouwt, komt al heel gauw voor de vraag te staan of de beweging voor- of achteruit gaat, of de Vlamingen, of juister, de Vlaamschgezinden, winst of verlies boeken in hun strijd, en of winst of verlies zich in zulke mate openbaren, dat, binnen afzienbaren tijd, de eindoverwinning of de volstrekte nederlaag te voorzien valt. Een dergelijke vraag, hoe eenvoudig ze ook moge lijken, dringt door tot de kern van het vraagstuk, dat thans het staatkundige en cultureele leven in België zoo niet geheel, dan toch grootendeels beheerscht en scherper wordt gesteld naarmate het uur der oplossing nadert; zij raakt ook meteen een der groote redenen aan van het verschil van inzicht dat tusschen de twee Vlaamsche groepen bestaat, een verschil dat zich uit in het grijpen naar andere middelen en het nastreven van een ander doel, hoewel beide partijen oorspronkelijk van hetzelfde punt zijn uitgegaan: hun liefde voor taal en volk. Het antwoord zal dan ook heel anders luiden, indien het gegeven wordt door een Vlaamschen nationalitist of zoo het komt van een voorstander van het Vlaamsche minimum-programma. Voor den eerste staat het vast dat Vlaanderen, daar het sedert 1830 onder Franschen - niet alleen Waalschen, maar ook ‘Frankrijkschen’ - invloed staat, geleidelijk ontvlaamscht, ontdietscht wordt door de centraliseerende regeering te Brussel, die er niet is om Vlaanderen, maar die op Vlaanderen teert en van Vlaanderen leeft. De Vlaamsche nationalist zal u wijzen op de verfransching van de burgerij der groote Vlaamsche steden, hij zal u cijfers uit volkstellingstatistieken aanhalen tot staving van zijn meening over het gevaar, dat de Brusselsche olievlek biedt voor de toekomst van de Vlaamsche gemeenschap, hij zal uwe aandacht vestigen op het taalwetten-arsenaal, dat er, in een gewoon geregeerd land niet had hoeven te zijn, en vol botte wapenen ligt, welke den knoop niet kunnen doorhakken en niet hebben kunnen beletten, dat het leger, trots het hooge percentage aan Vlamingen in het Yzerleger en de misstanden op taalgebied aan het front, de krachtigste verfranschingsmachine in Vlaanderen is gebleven, dat de openbare besturen nog grootendeels Fransch zijn in Vlaanderen, het gerecht te Gent en elders volstrekt anti-Vlaamsch, terwijl het middelbaar en universitair onderwijs grootendeels een verbasterenden invloed hebben op de Vlaamsche jeugd. De Vlaamsche nationalist zal u verklaren geen vertrouwen meer te hebben in de zoogenaamde goede bedoelingen en den goeden wil van de regeering te Brussel en slechts één uitweg te zien om het Vlaamsche land te redden uit de klauwen van de Fransche bankiers, die, langs Brussel om, de nijverheid in het Vlaamsche land beheerschen, om zijn volk te onttrekken aan den geestelijk-doodenden, eenzijdig-beschavenden invloed uit het Zuiden, die de Vlaamsche eigenaard verstikt: staatkundig, maatschappelijk en geestelijk zelfbestuur voor Vlaanderen. De Vlaamsche minimalist - die de Vlaamsche nationalisten ‘extremisten’ heet en door deze laatsten voor ‘Vlaamsche Belgicist’ wordt versleten - zal, van zijn kant, in de eerste plaats wijzen op de, naar zijn opvatting, practische onmogelijkheid van een onmiddellijke en radicale oplossing van het Vlaamsche vraagstuk en verder uitweiden over de sedert 1830 en de op de omwenteling volgende algeheele verfransching van leger, openbare besturen, gerecht en onderwijs, bereikte uitslagen: gedeeltelijke vervlaamsching (of vernederlandsching) van het middelbaar onderwijs en de rijksuniversiteit te Gent, gedeeltelijke vervlaamsching van het gerecht, volledige vervlaamsching, althans volgens de wet, van de openbare besturen in het Vlaamsche land; hij zal met geestdrift gewagen van de hooge vlucht, genomen door kunst, tooneel en letteren in het Vlaamsche land, van het ontwakende zelfbewustzijn, ook op staatkundig gebied, dat in het parlement een krachtige Katholiek-Vlaamsche groep bracht, die, te zamen met een aantal Vlaamschgezinde sociaal-democraten en eenige Vlaamsche liberalen - om van de nationalistisch-voelende Vlaamsche Fronters maar niet te spreken - heel wat in de parlementaire pap heeft te brokken. De Vlaamsche minimalist zegt genoeg vertrouwen te hebben in de levenskracht van het Vlaamsche volk, met zijn heerlijk verleden, om ook van de toekomst nog veel te mogen verwachten. Zijn streven reikt echter niet tot de bevestiging van de staatkundige zelfstandigheid van zijn volk. De eindzegepraal zal hij behaald achten, wanneer aan het Vlaamsche volk, binnen het staatsverband België in zijn huidigen vorm, geestelijk zelfbestuur zal zijn verleend. Voor den Vlaamschen nationalist is er meer verlies dan winst, terwijl de Vlaamsche minimalist het tegendeel gelooft. Wie onpartijdig oordeelt moet toegeven, dat de beteekenis van het Nederlandsch als administratieve - ik zei bijna als politieke - taal in België de laatste jaren aanzienlijk grooter is geworden; ook het feit dat sommige Vlaamsche dagbladen thans een oplage hebben van 100.000 en meer exemplaren daags, mag niet worden onderschat, terwijl in parlement, provincie- en gemeenteraden eveneens met het Vlaamschgezinde deel rekening moet worden gehouden en de Vlaamsche wetenschap, naast de Vlaamsche letteren, geen droombeeld meer is. Toch dient aan den anderen kant ook nog te worden vastgesteld, met welke onrustbarende snelheid de hoofdzakelijk van Brussel uitgaande verfransching - na een tweetaligen overgangstijd - om zich heen grijpt en veld wint, niet alleen langs de armen van het kruis Antwerpen-Brussel-Halle, Aalst-Brussel-Leuven, maar ook in sommige kleinere steden van Vlaanderen, langs de Noordzeekust en in het hoofdzakelijk met Fransch kapitaal ontgonnen nieuwe kolenbekken van Limburg. De vraag beperkt zich nu alleen nog tot het volgende: Zal het Vlaamsche deel bij machte zijn om den stroom der verfransching door regeering en geldmacht ontketend, te stuiten, of zal de wedloop tusschen de van boven af komende ontdietsching van de Vlaamsche massa en de van onder naar boven werkende opwelling van oer-Vlaamsche volkskracht in het voordeel van de ontdietsching uitvallen? Ik waag het niet, aan het slot van dit korte artikel, nu reeds een antwoord te geven, zonder al de factoren van dit ingewikkelde vraagstuk tot hun recht te hebben laten komen. De lezer, die onpartijdigheid huldigt, zal het mij, hoop ik, hoe ongeduldig hij ook wezen moge, zeker niet euvel duiden. M.J. LIESENBORGHS. |
|