Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Ingezonden.Geachte Redactie. Londen, 9 Jan. 1924. Ik heb uw stukje over Dr. Ritter's rede bij de Jacobbetooging te Antwerpen met groote verwondering gelezen. Eerst was de bedoeling ervan mij niet duidelijk en ik hoopte dat gij slechts zeggen wildet, dat de meesten van onze intellectueelen zoo onverschillig zijn, voor wat er in Vlaanderen gebeurt, dat, helaas, Dr. Ritter wat al te optimistisch was, toen hij den vrijgekomene hun hulde meende te kunnen overbrengen. Bij aandachtiger bestudeering bleef mij echter geen keus over en moest ik wel aannemen, dat gij hem het recht ontzeggen wilt ook uit uw naam, uit naam van het Verbond en zijn geestverwanten, te spreken, en dat wel omdat wij ons in de geschillen in den boezem der Vlaamsche beweging geen partij behooren te stellen. Is hulde aan Dr. Jacob dan een beleediging voor andere Vlamingen? Zijn het andere Flaminganten geweest, die hem in de gevangenis gezet en vijf jaar lang gehouden hebben. Strijdt hij enkel tegen Van Cauwelaert en Huysmans, of strijdt hij evenals zij (want het is juist ons voorrecht dat wij de doelgemeenschap der oneenige Vlamingen kunnen erkennen) strijdt hij niet evenals zij in de eerste plaats tegen de verfransching en de verfranschers? Is wat hij gedurende den oorlog gedaan heeft, niet tegen de verfransching en de verfranschers bedoeld geweest? Hoe is het dan partij kiezen tusschen Vlaamsche groepen, als men hem aan het eind van een zoo moedig doorstane beproeving, hem door de vijanden van onze taal aangedaan om wat hij voor haar meende te moeten durven, hulde brengt? Is het niet veeleer partij kiezen tusschen Vlaamsche groepen, als gij een tooneel van ontroering en geestdrift, dat ieder die voor onze stamvraagstukken iets voelt het hart sneller moet doen kloppen, welbewust den rug toedraait, uit vrees dat gij er aan iemand aanstoot mee geven zoudt? Een ongegronde vrees daarenboven, als gij met iemand enkel goede stamgenooten op het oog hebt Want hoe scherp veel Vlamingen Jacob's politiek ook afkeuren, te verwachten dat zij kwalijk zouden nemen dat gij, uit naam van ons niet-staatkundig, maar algemeen-Nederlandsch voelend Verbond, hem een niet-staatkundig, maar warm woord van hulde bracht, dat is niet hem alleen maar ook hun onrecht doen. Het bedroevende van een geval als dit is, dat gij - met de beste bedoelingen, ik twijfel er niet aan, maar angstvalligheid is een slechte raadgeefster - de verdeeldheid onder de Nederlandsche stamgenooten, die het uw taak is te heelen, grooter maakt. Hoogachtend Uw dw. P. GEYL.
Wij zijn het volkomen eens met Prof Geyl, dat een woord van warme hulde voor Dr. Jacob in ons maandblad volstrekt op zijn plaats is. Maar dit raakt niet het punt, in de door Prof. Geyl aangevallen kantteekening behandeld. De huldiging van Dr. Jacob heeft er slechts zijdelings mede te maken. De kanteekening deed uitkomen, dat het eene volkomen onjuiste voorstelling der feiten is, wanneer men het doet voorkomen, alsof de Nederlandsche intellectueelen hulde willen brengen aan Dr. Jacob. Men moet de zaken zien, zooals ze zijn, al zouden wij gaarne willen, dat ze anders waren. Het geheele Nederlandsche Volk zou warme belangstelling moeten gevoelen voor de Vlaamsche beweging. In zijn eigenbelang zou het moeten begrijpen, dat een Vlaamsch Volk van hooge Nederlandsche cultureele ontwikkeling voor onzen stam in het algemeen en het Nederlandsche volk in 't bijzonder van onberekenbaar nut is; zou niemand mogen nalaten zijn medewerking te verleenen aan den arbeid van het A.N.V. voor de geestelijke ontwikkeling van het Vlaamsche Volk in zuiver Vlaamschen geest. Maar 't heeft er niets van. Zeker: het Verbond heeft ook in Nederland sympathie gewonnen in vele kringen, die daarvoor vroeger gesloten waren, en eene krachtig voortgezette propaganda zal ons wel verder brengen; maar te spreken van het meeleven van de Nederlandsche intellectueelen, getuigt van zeer sterke overdrijving. En dan is zeker onder die Nederlandsche intellectueelen, evenzeer als in de andere kringen der Nederlandsche samenleving de sympathie voor een klein gedeelte aan de zijde van hen, die zich bij uitstek de aangewezen personen achten, om de huldiging van Dr. Jacob te leiden. Men kan dit toejuichen of betreuren; dat doet hier niet te zake. Het feit staat vast, en mitsdien miste Dr. Ritter het recht te spreken namens de Nederlandsche intellectueelen. Van angst of vrees is bij het A.N.V. geen sprake. Zich houdende buiten den staatkundigen strijd onder de Vlamingen, volgt het Verbond slechts den hem aangewezij weg, d.i. buiten de binnenlandsche staatkunde, in elk gebied van onzen stam te werken voor de geestelijke en stoffelijke verheffing der bevolking, die tot onzen stam behoort. Aldus huldigt het Verbond ook in Dr. Jacob, evenals in anderen, onverschillig tot welke staatkundige groep onder de Vlamingen zij behooren, een onvermoeiden, eerlijken en onbaatzuchtigen strijder voor de Vlaamsche zaak, een van die krachtige figuren, welke voor het welslagen der Vlaamsche zaak van onschatbare waarde zijn. |
|