Marcellus Emants en het A.N.V.
Neerlandia zal er zeker op gesteld zijn aan de nagedachtenis van Marcellus Emants den tol van hulde en dank te betalen, die den gevierden schrijver, ook wegens zijn kloek optreden voor onze stambelangen, in zoo ruime mate toekomt.
Al sprokkelende in de eerste jaargangen van Neerlandia, vind ik Marcellus Emants in 1896 reeds vermeld. Het XXIIIste Taal en Letterkundig Congres, te Antwerpen, (23-26 Aug. '96), duidde hem aan, te samen met Dr. Schaepman, Dr. Jan te Winkel, Dr. Buitenrust Hettema en Dr. Muller, als bestuurslid van het A.N.V., voor groep Nederland.
Hij was dus een onzer oudste medeleden, een medestichter mogen wij zeggen.
Op het XXVste Taal- en Letterkundig Congres te Gent, in 1899, handelde hij over: ‘Nationalieteit en Indieviedualieteit en het Algemeen Nederlandsch Verbond’ (gedeeltelijk overgedrukt in Neerlandia, Aug. 1900).
Daarin zegde hij o.m., dat het niet volstaat lid van het A.N.V. te worden; wij moeten ook trachten niet te worden: ‘het hondje met een sjakotje op en een geweertje in zijn poot, dat toch door niemand als een soldaat wordt aangezien’; liever moeten we blijven: ‘de stekelige egel, dien elke muil, ook de vraatzuchtigste, wel gauw zal laten glippen.’
Kenschetsend is deze pittige uitspraak voor 's mans opvatting van de plichten van een Verbondslid.
Emants' daden, zijn gansche levenswandel stemden met zijne woorden overeen.
En toch stond hij steeds en alom als een fijnbeschaafd en hoffelijk man te boek.
Ja ‘fortiter in re, suaviter in modo’, dat zij de leus!
Mr. JOZ. VAN DEN BROECK.