Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Dietsche kantteekeningen.Gemakkelijk verweer.Indien de Nederlandsche pers niet in voortdurende bewondering is voor de politiek van Brussel, dan staan er ginds altijd weer menschen klaar, die den mond vol hebben over Duitschgezindheid. Elout, die verslag deed van een reis in Vlaanderen, Nypels, die van Maastricht gelegenheid had wat licht te werpen op de houding van verschillende Belgen bij de afscheidingsbeweging in Rijnland, de Haagsche Post, die het heeft durven bestaan te zeggen, dat de regeering in Brussel tegenover Parijs niet aan overmaat van zelfstandigheid lijdt, de Brusselsche briefschrijver van het Handelsblad, die de stoutmoedigheid heeft om hetgeen de heer Nolf ter zake van Gent heeft bekokstoofd te kenschetsen naar verdienste, dat zijn volgens den afgevallen Vlaming Van Goethem in Le Soir allen Duitschgezinden. In hun hart gaan deze franskiljons van België en de bondgenooten, die ze helaas en hoe onwaarschijnlijk het moge klinken hier in Nederland ook hebben, nog veel verder. In scherts of in ernst duidt men in dien kring ons verbond aan als een ‘Algemeen Duitsch Verbond’. Dat is een wat al te gemakkelijke vorm van verweer. mijne heeren. Tegen Duitsche aanslagen op onze taal en onze beschaving vindt ge ons evenzeer in verweer, als tegen Fransche en andere. Het is niet onze fout. dat Duitschland althans tijdelijk een minder groot gevaar voor onze beschaving is dan bijv. de regeering van Brussel, het Alldeutschtum, de kliek der Nothombs, Neuray's en consorten van de Nation Belge en haar geestverwanten. Wanneer de Nederlandsche openbare meening voldoende op haar hoede was tegen dit gevaar en het even goed onderscheidde als het Duitsche, indien het publiek zich sterker bewust was, dat een groot deel van de propaganda voor vreemde beschaving in ons land wordt gevoed uit geheime fondsen van de betrokken regeeringen, dan zou niet slechts onze taak zeer veel gemakkelijker zijn, maar een groot deel van ons werk overbodig. Want indien in Duitschland een volksdeel van onze beschaving en onze taal kunstmatig achteruit werd gezet en stelselmatig bemoeilijkt in al zijn levensuitingen, dan zou er evenveel aanleiding zijn tot verweer naar dien kant als er thans, niet door onze schuld, reden is tot verdediging naar het zuiden, waar men ondanks alle koninklijke beloften de tweetaligheid aan de Universiteit nog wel bij wijze van gunst aan het eene volksdeel geeft, (en bovendien op zeer bedenkelijke en gebrekkige wijze, met opzettelijke verwaarloozing van elken deskundigen raad) terwijl het andere zich verheugt in een hoogeschool waar alle onderwijs in de eigen taal wordt gegevenGa naar voetnoot1) en men er nog steeds niet toe gekomen is de Vlaamsche soldaten aanvoerders te geven, die hun taal verstaan. In dit verband is het berichtje kenschetsend, dat in een kostschool in Oostende Vlaamsch spreken wordt gestraft! Met kenschetsingen van de soort, als waarmede men poogt onzen arbeid krachteloos te maken, komt men er niet, te minder, daar het voor iedereen, die niet verblind is en die zijn verstand wenscht te gebruiken, reeds uit de namen van de leden van het algemeen bestuur van ons Verbond duidelijk is, dat men hier te doen heeft met droevige armoede aan werkelijke bewijsgronden. | |
Onherstelbaar verlies.Wat wij het Politieschandaal noemen - zegt het Bat. Nbl. - noemen de inlanders en Chineezen in Indië het Europeesch schandaal. In de Inlandsche wereld hebben knevelarij en omkooping niet iets ongeoorloofds, althans men ziet van elkander zeer veel door de vingers. Maar, dat thans Europeanen. op verantwoordelijke plaatsen gezet, zich schuldig maakten aan dergelijk misdrijf, ontneemt zeer veel aan het gezag, vooral het zedelijk gezag der Nederlandsche en algemeen Europeesche pogingen, om aan laakbare geldelijke praktijken een einde te maken. Men kan, gelooven wij, de beteekenis van het schandaal in dat opzicht niet licht overschatten. Er wordt koren door geleverd op den molen dergenen, die den indruk wenschen te vestigen van de minderwaardigheid der Europeesche beschaving, en het zal heel wat inspanning kosten, om den slechten indruk door dit schandaal in de Inlandsche wereld gewekt, uit te wisschen. | |
Geschiedenis, die verplichting schept.Een lezeres van Neerlandia ontving uit Kvalbø een briefkaart met een afbeelding van de Farør, aan de keerzijde in het Deensch een vriendelijken groet van de aan de ommezijde in kaart gegeven eilanden, die vooral in vroeger tijd welbekend waren aan de Hollandsche zeevaarders en visschers. Men leest op de kaart: ‘Nu nog zijn er vischgronden bij de eilanden, die de Hollanders hebben ontdekt en die men er vindt onder den naam van “Hollaender Medet” (“med” beteekent vischbank, vischgrond). Ikzelf heb menigmaal in mijn jeugd gevischt op den Hollandschen vischgrond op het noordelijkst gedeelte der kaart. Het beroemde Nederland vivat, crescat, floreat.’ Ook hier hebben onze zeevaarders dus ontdekkingen gedaan. Het doet denken aan het van eenige overschatting getuigende antwoord, van den Hollandschen schoolknaap, die op de vraag, wie de eerste mensch was op de wereld, antwoordde: ‘Adam, maar de Hollanders hebben de wereld ontdekt.’ De heer Stuart herinnerde aan deze lichtelijk overdreven bewering, toen hij in Kaapstad een lezing hield over Australië voor de afdeeling van ons Verbond, welke lezing getiteld was ‘Nieuw Holland (Australië) in vogelvlucht’, die groote belangstelling vond bij een gevulde zaal. | |
Een bewijs van moed.Op Curaçao gaat de Bataafsche Petroleummaatschappij een reusachtig groot tankpark aanleggen. Men beweert, dat dit het grootste der wereld wordt, er komen 41 groote tanks, tezamen met meer dan twee honderdduizend M3 inhoud. Enkele zijn op zichzelf al veertien duizend M3. Zij komen op Asiento, het schiereiland bij Willemstad, en het aardige is, dat zij in Nederland worden gemaakt. De N.V. Pletterij L.I. Enthoven & Cie, te Delft klopte bij de inschrijving een aantal Amerikaansche mededingers. Wat den aanleg van het tankpark betreft, die schept nieuwe mogelijkheden voor Curaçao, en die kan het eiland gebruiken! In Siam komen 42 spoorbruggen te liggen door de Vries Robbé in Gorinchem vervaardigd. Ook hier was de inschrijving, die aan een Nederlandsche fabriek de opdracht bezorgde, internationaal! | |
Een volhouder.De burgemeester en wethouders van Vlissingen vechten met moed en volharding voor de kansen, die Vlissingen hebben kan bij het herstel van het evenwicht der wereldeconomie. Thans hebben ze in een stevig deeltje allerlei gegevens verzameld over de waterstaatsbegrooting van 1923 en 1924, voorzoover die betrekking hebben op de verbetering van de haven van Vlissingen. Redevoeringen, dag- en weekbladartikelen leveren al het materiaal tot een oordeel, dat B. en W. over de zaak wenschen. Vlissingen, dat is de haven van de Zeeland, de maatschappij, die vaart, als anderen hun booten in de haven houden. B. en W. van Vlissingen blijken uit hetzelfde hout gesneden. Storm en ontij weerhouden hen niet in hun pogingen, den bloei dezer gemeente te bevorderen. Hoe boos de wind ook uit Den Haag blaast, zij varen. Kan men dan anders dan hun een behouden reis toewenschen en aan andere gemeenten een zoo volhardend gemeentebestuur? | |
[pagina 172]
| |
Goede Reis!De Drie Dietsche Barken, het maandblad der afdeeling 's-Gravenhage en Omstreken en van de Jongeliedenafdeeling in dat gebied zijn op de helling geweest en nu hebben ze opnieuw zee gekozen. Redacteur is majoor Oudendijk, de voorzitter van de afdeeling. Wij kunnen ons enkel verheugen over den ondernemingslust van de afdeeling, die uit het blad in zijn nieuwen vorm spreekt. | |
Bewapening.De uitgevers, die Nederlandsche schoolboeken naar Afrika hebben gezonden - Die Burger van 10 October noemt met name en dankbaar gemoed de namen van G.B. van Goor & Zonen, de Erven P. Noordhoff en Martinus Nijhoff, maar ook andere uitgevers en schrijvers van boeken voor het onderwijs van belang hebben daarvan een of meer stuks aan het departement van Onderwijs in Kaapstad gezonden - hebben daardoor ongetwijfeld een grooten dienst gedaan aan de zaak van het Nederlandsch. De onderwijzers krijgen op deze wijze een wapenkamer, die hun den strijd tegen de Engelsche doordringing van de Afrikaansche streektaal zal vergemakkelijken en het Verbond, dat tot deze zending het zijne deed, heeft evenzeer reden zich te verheugen, dat aldus de strijders voor onze beschaving ginds worden voorzien van hetgeen zij in dien strijd zullen behoeven. De winst moge niet terstond zichtbaren vorm aannemen, dat die niet zal uitblijven, daarvan zijn wij overtuigd. |
|