plotseling en eenigszins demonstratief voor zijn recht opkwam, om zijn rede in het Maleisch te mogen uitspreken. Een feit, dat de gemoederen in Indië eeniger mate in beroering heeft gebracht en oorzaak is geweest van, hier en daar tamelijk scherpe, critiek in de Europeesche pers.
Waarvoor naar mijne meening reden bestond.
Formeel had deze inlandsche afgevaardigde gelijk. Hij hield zich aan de letter van de bepalingen. Maar aan den anderen kant maakte het, juist omdat dit optreden tot dusverre eenig in zijn soort was, een min of meer pijnlijken indruk, vooral op hen, voor wie de Nederlandsche taal en het gebruik daarvan iets meer beteekent en die voorloopig in Indië nog zien een deel van Nederland.
In de Juli-aflevering van Neerlandia schreef prof. Dr. J.C. Kielstra onder meer het volgende:
‘Een leidende taak op nagenoeg elk gebied, waarop het menschelijk leven voor groei en ontwikkeling doelbewuste regeling eischt, zoo zou ik Nederland's taak in Oost-Indië kort willen kenschetsen. Voor het tegenwoordige zeker, maar niet minder stellig voor afzienbare toekomst.’
Dat zijn woorden, welke ik ten volle kan onderschrijven.
‘Op nagenoeg elk gebied.’ Zeker. En op de eerste en voornaamste plaats bij het optrekken van het staatkundig gebouw, dat Nederlandsche bouwkundigen zullen ontwerpen en uitvoeren. De Volksraad kan noch mag zijn een getrouwe nabootsing van een Nederlandsch Parlement, maar het Nederlandsche karakter, maar het hoofdkenmerk, moet hij in zich dragen en naar buiten vertoonen en het niet-Nederlandsche element zal zich aan het Nederlandsche moeten aanpassen; niet omgekeerd.
Het moge juist zijn, dat wij in de afgeloopen eeuwen en jaren menigvuldig zijn te kort geschoten in onzen plicht, de inheemsche bevolking van Insulinde op te voeren tot een hooger zedelijk, geestelijk en maatschappelijk peil, evenzeer een feit is het, dat men te dezen tot inkeer is gekomen en onze landgenooten, in den laatsten tijd vooral, met kracht en macht aan de opheffing van het volk ginds hebben gewerkt en nog werken; en dat al datgene, wat in Indië voor en door de bevolking is bereikt, te danken is aan Nederlandsche energie, aan het werk van Hollanders.
Die algeheele, thans snel voortschrijdende ontwikkeling rust op Hollandschen grondslag, wordt door onze leiding mogelijk gemaakt. Indien Indië meer en meer voortgaat op den weg naar zelfregeering, dan is dit eveneens met Holland's wil en door Holland's daad. Op de geheele evolutie der inheemsche bevolking staat Neêrland's stempel afgedrukt en zal daarop, ik wil hopen tot in lengte van jaren, blijven prijken.
Indië en Nederland zijn, wat beider belangen betreft, saamgegroeid. Toch zal Holland de leidende partij moeten zijn. Indië zal zich tot het beschavings- en verstandelijke peil van Nederland langzamerhand moeten opwerken. zich meer en meer met de Nederlandsche gebruiken moeten vereenzelvigen, natuurlijk, zonder dat het eigen volkskarakter te loor zou gaan.
In dien gedachtengang past naar mijne meening, ook een toenemende kennis, een verhoogd gebruik van onze taal daar, waar niet uitsluitend belangen van inlanders dóór inlanders worden behartigd. Dus zeer zeker in den Volksraad.
In dit lichaam bevinden zich afgevaardigden van alle bevolkingsgroepen te zamen; sprekende een aantal verschillende talen.
Een dier talen als leidende te kiezen, zou evenmin oordeelkundig zijn als dat men daarvoor het Maleisch zou willen bestemmen, omdat lang niet alle inlanders en zeker niet de meeste Europeanen het zuivere spraakkunstige Maleisch verstaan en spreken.
Een in het Maleisch gevoerd debat zou voor een deel langs de Nederlandsche leden heen gaan, terwijl die taal zich bovendien ook minder leent voor een op Nederlandsche leest geschoeide wijze van beraadslagen.
Voor zoover wij de zittende Inheemsche leden van den Volksraad kennen, zijn ze de Nederlandsche taal voldoende machtig. Bovendien mag men ook dezen eisch wel aan een lid van den Volksraad stellen, zeker in de toekomst, waarin men zich een in macht grooter wordend, een Parlement naderenden Volksraad denkt, terwijl de opleiding van al onze hoogere inlandsche ambtenaren er op is gericht, hen de Nederlandsche taal voldoende machtig te doen zijn. Om van hen, die in Nederland hebben gestudeerd nog niet te spreken.
De vele bewijzen van aanhankelijkheid, ook van inlandsche zijde blijkens de berichten in de Indische bladen ter gelegenheid van het Regeeringsjubileum betoond, deden ons zien, dat gelukkig in breede lagen van de inheemsche bevolking de band met Nederland wordt gevoeld en gewaardeerd.
Welnu, dan ook in de toekomst slechts één taal in ons Regeeringslichaam, en die taal zij.... de Nederlandsche.
W.A.TH.