Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Insulinde.Hoe men in Insulinde feest vierde bij de troonsbeklimming van Koningin Wilhelmina.De geestdrift, die in September 1898 in Insulinde zich openbaarde, behoefde zeker niet onder te doen voor die in 't Moederland; wij zouden haast zeggen, dat die daarginds nog krachtiger was. Over 't algemeen viert men in Indië gaarne feest, dewijl het leven voor de Europeanen, vooral in de binnenlanden, vrij eentonig is; men grijpt dus gretig iedere gelegenheid aan. En nu vooral, nu het gold de gehechtheid te toonen aan Vaderland en Vorstin. WèlParade en bidstond te Tjimahi op 6 September 1898. In 't midden de Regent van Bandoeng, links de predikant, rechts de Amboneesche leeraar.
hult men zich daar, ver van 't Moederland, gaarne in het blinkende kleed van het wereldburgerschap, maar als er een stormwind van geestdrift over 't land gaat, dan waait dat kleed open en aanschouwt men daaronder het degelijke oudhollandsche harnas. En er kwam nog bij, dat het hier gold de hulde aan een jonge, lieftallige, begaafde vrouw, een poëtische verschijning, die 't oog der verbeelding streelde en in 't hart geestdrift wakker riep. Dat geschiedde niet alleen bij de Nederlanders in Indië, maar ook, en niet het minst, bij den Oosterling, den Indonesiër, die toen nog niet dacht aan staatkunde, wél in sommige oogenblikken zich afvroeg, waarom die vreemdelingen toch eigenlijk in Insulinde moesten heerschen, maar zich nederlegde bij de gedachte dat Allah 't aldus beschikt had; waarom zou hij niet jubelen als de nieuwe heerscheres voor zijn verbeelding optrad als een Sprookjeskoningin, schoon en aanminnig! Zoo vierden dus Nederlanders, Indonesiërs en ook ‘vreemde Oosterlingen’ de kroningsfeesten met groote geestdrift. * * *
Schrijver dezer regelen was toen predikant te Bandoeng, gelegen in de heerlijke frissche hoogvlakte van de Preangerregentschappen. De toenmalige Resident aldaar, wijlen Jhr. van Benthem van den Berg, had alle krachten ingespannen om de feestviering zoo plechtig mogelijk te doen zijn. En ik meen wel te mogen zeggen, dat die feestdagen bij allen zonder onderscheid een onuitwischbaren indruk hebben nagelaten.
Een der plechtigheden was de parade van de troepen te Tjimahi, de militaire vestiging vlak bij Bandoeng. Tjimahi bezat geen kerkgebouw. Te gereeder vond dus het denkbeeld, trouwens reeds op zich zelf aantrekkelijk, ingang om de troepen in 't open veld toe te spreken. De plaatselijk-militaire bevel- of gezaghebber, alle hoofdofficieren en officieren waren zeer met het denkbeeld ingenomen en zoo vond men dan op den vroegen morgen van den 6den September eene groote menigte bijeen; behalve het militaire element was daar de Resident van Bandoeng met een stoet van ambtenaren, benevens de Regent, allen in groot tenue; voorts waren zeer vele belangstellenden uit Bandoeng overgekomen om ‘parade en bidstond’ bij te wonen. Op eene tribune stonden de Regent, de predikant en de ‘Inlandsche leeraar’. Nadat de bataljonsmuziek het ‘Wilhelmus’ had gespeeld, neemt de predikant het woord en wijst op de tegenstelling van de statige kerk in Nederlands hoofdstad, waar onze geëerbiedigde Koningin heden den plechtigsten eed aflegt, met den blauwen hemel zich welvende boven 't eeuwige groen van de Preanger. ‘Hier ook een kerk’, zegt spr.; ‘hier ook rijzen de gedachten omhoog tot den Eeuwige’. De Regent, aan de troepen voorgesteld, spreekt zijne Mohamedaansche geloofsgenooten toe en bedient zich daarbij van Maleische taalvormen, die voor iedereen verstaanbaar zijn. Die toespraak luidt vertaald als volgt:
Soldaten! Het is heden een groote dag. Onze geëerbiedigde vorstin Wilhelmina zweert heden aan Toehan Allah, dat zij voor millioenen onderdanen eene goede vorstin zal zijn. Tot die onderdanen behoort ook gij. En gij moogt vertrouwen, dat zij ook Uwe belangen zal behartigen. Soldaten, ik weet, dat gij aan die jeugdige, schoone Vorstin gaarne wilt gehoorzamen. Menigmaal hebt ge in den oorlog getoond, dat gij voor hare eer en tegen | |
[pagina 132]
| |
hare vijanden wilt strijden. En als het ‘voorwaarts’ klonk, heeft menigeen zijn leven opgeofferd. Diezelfde gezindheid blijve in U! Gehoorzaamt aan uwe koningin, die voor u wil zorgen! Strijdt voor hare eer tegen hare vijanden! En leeft gelukkig en tevreden onder hare regeering! Soldaten, wij weten, dat Toewan Allah alles regeert met wijsheid. Geluk en ongeluk, gezondheid en krankheid, leven en dood - alles bestuurt de Allerhoogste. Daarom bidden wij: Dat Toewan Allah aan onze vorstin gezondheid en voorspoed schenke; wijsheid en liefde om haar groot volk rechtvaardig te regeeren! Dat de naam van onze koningin met eere genoemd worde onder de volkeren! Dat onze koningin gelukkig zij tot in lengte van dagen! En mogen wij allen, groot en klein, rijk en arm, gelukkig leven onder de regeering van koningin Wilhelmina. Amen.
Daarna spreekt de Amboneesche leeraar, als alle Amboneezen, van huis uit welsprekend. Hij noemt het geslacht Oranje-Nassau een ‘bangsa dipileh Allah’ (door God uitverkoren geslacht), wijst op het randschrift van den rijksdaalder ‘God zij met ons’ (Immanoeël); wijst op de hooge beteekenis van dezen dag der zelfstandigheid en beschouwt ten slotte de drie kleuren van Nederlands vlag als zinnebeelden van de hoogste deugden. Zijn soldaatjes (Amboneezen en Menadoneezen) zingen daarna een door hem vervaardigd Maleisch feestlied, een bede om goddelijken steun voor de jeugdige vorstin, waarin o.a. de woorden: Daarna neemt de predikant het woord en spreekt over waardeering van 't verledene en wenschen voor de toekomst. Waardeering van de groote persoonlijkheden uit 't huis van Oranje, van H.M. de Koningin-regentes, van het vele goede dat H.M. de jeugdige Koningin belooft voor de toekomst; waardeering ook van t' geen het Ned.-Ind. leger tot dusver deed voor de eer van Vaderland en Vorstin. Wenschen voor de toekomst: Gelijk bij 't leger geldt: Stipte plichtsbetrachting onder één vaandel, zoo worde het ook in de maatschappij, waar allen onder 't vaandel van verheven vaderlandsliefde moeten samenwerken. Moge de plechtigheid van heden, waar vertegenwoordigers van verschillende godsdiensten tot één doel samenwerkten, het beeld zijn van de maatschappij der toekomst! Daarna wordt een kort gebed uitgesproken. Het ‘Leve de Koningin’, dat spreker ten slotte uitriep, vond weerklank in de harten en werd met geestdrift begroet. Met begeleiding van de muziek zingen allen, maar in verschillende talen, een couplet van het Nederlandsche volkslied.
Ziedaar een herinnering uit den ouden tijd! Ja, dat was Indiës ‘oude tijd’ - gemoedelijk, rustig, eensgezind. Sedert is Indië ontwaakt. Nieuwe gedachten kwamen op, soms bruisend, onstuimig. ‘Lain dahoeloe, lain sekarang’ (anders voorheen, anders thans)! In datzelfde Bandoeng, waar men toen ter tijd nog geen avondcursus ‘mulo’ kon machtig worden, bestaan nu drie Hoogere Burgerscholen, een Technische Hoogeschool en.... wat al niet meer. Die ontwikkeling moest komen; een eer voor Nederland steeds meer daarvoor te zorgen - mits bedachtzaam. Was de geschetste plechtigheid een zinnebeeld van onbewuste eenheid, ik houd mij overtuigd, dat als nu na 25 jaar nog eens een dergelijke plechtigheid gehouden wordt, dit zal geschieden in bewust eenheidsgevoel - als, na voorbijgang van het ‘storm- en drang-’ tijdperk, de band, die Insulinde en Nederland eeuwen lang samenbond, gebleken is sterk en beproefd te zijn. Maastricht. v.L. |
|