Vlaanderen.
Wetenschappelijke Vlaamsche Congressen.
(Een indruk.)
Het is moeilijk in een kort bestek een indruk te geven van de Wetenschappelijke Vlaamsche Congressen, die van 5 tot 13 Augustus te Antwerpen zijn gehouden en waarvan wij slechts een klein gedeelte hebben bijgewoond. Genoeg echter om de waarde ervan niet te onderschatten en het verlangen uit te spreken den naam te zien verbreed. Want verscheiden Noordnederlandsche hooggeleerden van gevestigden naam hebben op deze bijeenkomsten een spreekbeurt vervuld. We mogen deze belangstelling uit het Noorden ongetwijfeld toeschrijven aan de vriendschappelijke verhouding, die er te allen tijde tusschen de Vlaamsche en Nederlandsche mannen en vrouwen van wetenschap heeft bestaan en die de hardnekkige strijd der Vlamingen voor eigen hooger onderwijs slechts kon versterken. De Nederlandsche professoren beseffen welk een grooten cultureelen steun zij voor de zuiderbroeders zijn en de Vlaamsche ambtgenooten wenschen er een dankbaar gebruik van te maken. De vorige maand is opnieuw gebleken, welke knappe mannen ook in het Vlaamsche kamp aanvoerders zijn van hun volk in den strijd voor ontwikkeling en beschaving en dat er dus mag gesproken worden van wetenschappelijke uitwisseling. Zou de naam dezer vruchtbare bijeenkomsten dan niet beter kunnen luiden Wetenschappelijke Grootnederlandsche congressen, omvattende de drie groote stamgebieden: Afrika, Nederland, Vlaanderen? Ook de omgekeerde volgorde is ons wel en verdient historisch misschien de voorkeur, omdat de oorsprong dezer samenkomsten in Vlaanderen ligt, in Gent, waar in 1897 Prof. Mac Leod het eerste Natuur- en Geneeskundig Congres inrichtte, welk bescheiden begin geleid heeft tot den omvang, waarvan wij in de tweede Augustusweek van dit jaar getuige zijn geweest, een omvang, waarvan het meer dan 100 blz. dikke programmaboek eenige voorstelling geeft.
Wij, ingetogener Noord-Nederlanders, krijgen van veel, wat de Vlamingen ondernemen, den indruk van overlading en uitbundigheid; dien ondergaan we voor Rubens' allegorische figuren en weelderig realisme; voor de grootsche bouwwerken, rijk aan zuilen en ornamenten; voor de feestelijke stoeten, waarvan Antwerpens kunstzinnige bestuurders het geheim kennen, ons zoo overweldigend geopenbaard in den Juweelenstoet, die, dat was een feest op zich zelf, niet dan Nederlandsche opschriften vertoonde.
Maar wetenschap heeft niet zoo'n behoefte aan uiterlijk- en uitbundigheid. En door de congressen voor Natuur-, Wis- en Geneeskunde, voor Rechtsgeleerdheid, voor Philologische Wetenschappen, voor Verpleegkunde en Sociale geneeskunde, alsmede voor Economische Wetenschappen saam te vatten, hebben de inrichters o.i. te veel hooi op hun vork genomen, het den bezoekers en deelnemers niet gemakkelijk gemaakt er veel van mee te dragen. Daarbij kwam dat de groote omvang de administratieve beheersching tegenwerkte. Met name verscheiden Noord-Nederlanders hebben daarvan de minder prettige gevolgen ondervonden. De Vlamingen hadden ons op de A.N.V.-feesten te Dordrecht op het