Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe scherpkorte o en de zachtkorte o.Het zij mij vergund naar aanleiding van het twistgeschrijf tussen de heren Van de Kerckhove en Schepers over de zogenaamde scherpkorte o (o) en zachtkorte o (ò) een enkel woord in het midden te brengen. Van de Kerckhove heeft zich bij dit onderscheid gehouden aan de lijst van het ‘Woordenboek’ en als Vlaming, die het waarschijnlijk niet uit eigen aanschouwing kent, m.i. te recht. Het gaat niet aan hem hiervan een verwijt te maken, wanneer de tegenwoordige toestand daarmee niet meer overeenkomt. In een eenige maanden geleden verschenen spraakkunstGa naar voetnoot1) is wel op dit verschil gewezen, maar in de oefeningen is maar zeer kort daarop ingegaan, omdat zoals in een noot wordt gezegd de ò steeds meer door de o wordt verdrongen. In Den Haag schijnt dit onderscheid in het geheel niet meer te worden in acht genomen; althans Salverda de Grave spreekt daarvan niet in zijn ‘De Franse woorden in het Nederlands’ en toen ik, die geloof, dat het ook in de Franse woorden evenals in de Germaanse (Van Helten, Tijdschrift voor de Nederlandsche Taal- en Letterkunde XXVII Blz. 145 vgl.) door verschillende oorsprong der beide o's moet worden verklaard, hem daarover schriftelik om inlichtingen verzocht, deelde hij mij mede, dat hij het niet kende en eerst door mij daarop opmerkzaam was gemaakt. Wanneer dus de tegenwoordige toestand niet meer overeenkomt met hetgeen het ‘Woordenboek’ aangeeft, dan zal dat wel daaraan liggen, dat sedert 1869 de toestand zich gewijzigd heeft. Voor historiese onderzoekingen zal het veilig zijn zich aan de lijst van het ‘Woordenboek’ te houden, wat ik dan ook gedaan heb in een historiese klankleer, die zoals ik hoop, als eerste deel van een volledige historiese spraakkunst in de loop van dit jaar, ook bij Winter zal verschijnen. Het verdwijnen van het verschil in Den Haag heb ik in een beoordeeling van Van Haeringen's Proefschrift in ‘Anglia’ aan Indiese invloed toegeschreven; waarschijnlijk zal evenwel daar en in andere streken ook het feit medegewerkt hebben, dat in de dialecten de ò meer | |
[pagina 118]
| |
verbreid is dan in het beschaafd Nederlands en b.v. de Friezen, die spreken van kòpke kòfje, bij het Hollands spreken de ò zoveel mogelijk zullen vermijden en er op die wijze onzekerheid ontstaat, vooral in streken, waar zoals b.v. in Amsterdam, veel Friezen zich gevestigd hebben.
Frankfort a.d.M. M.J. VAN DER MEER. |
|