Suriname.
Reenbertus Aloïsius Tammenga. †
Op 2 Maart overleed de heer R.A. Tammenga, de laatste der Nederlandsche Boerenkolonisten, die in de vorige eeuw zich onder leiding van Ds. Van den Brandhoff vestigden op Voorzorg aan de Saramacca. Hij behoorde niet tot de eerste aangekomen groepen van 1845, maar kwam met zijn vader Hendrik Tammenga en zijn moeder Grietje Werkman in '48 in Suriname. Het waren toen slechte tijden in Nederland. Vader Tammenga kon 't in het kleine dorpje Vierhuizen bij de Lauwerzee, gemeente Ulrum, niet harden, en sprak over 't gaan naar Amerika, waarheen destijds zooveel Hollanders togen. Dat waren echter meestal Afgescheidenen, en Tammenga was Hervormd. Daarom raadde Ds. Hofstede de Groot hem aan niet naar Noord-Amerika maar naar Suriname te verhuizen. Reenbertus was toen zeven jaar oud. Ds. Van den Brandhoff dacht in den ouden Tammenga een goeden steun te vinden, en zond hem daarom het volgend jaar naar Holland om propaganda te maken voor de Kolonie. De propaganda-tocht werkte niets uit.
Als cathechiseermeester verdiende Tammenga onder de kolonisten een schraal stukje brood. Zijn salaris bedroeg tweehonderd gulden. Hij kon het met Ds. Van den Brandhoff niet best vinden, en toen in 1851 de gele koorts uitbrak, die zijn echtgenoote Grietje Werkman ten grave sleepte, verhuisde hij naar Paramaribo, waar zich reeds enkele kolonisten hadden gevestigd, die het ook niet meer aan de Saramacca konden volhouden.
In Paramaribo vatte Tammenga zijn oud vak van bakker weer op en kocht een stukje grond groot 18 H.A., tegenover het oude mannen- en vrouwenhuis Honiface, in de wandeling bekend onder den naam van Landsgrond. Dat stuk grond met het huis er op is in de familie gebleven tot nu toe. Daar is Reenbertus in Maart l.l. gestorven, daar wonen nog diens twee dochters.
In 1864 stierf vader Tammenga als bakker-boer. Als bakker had hij een goeden naam. Onder 't bestuur van Gouvern. Schimpf, toen er voedselschaarschte heerschte in de kolonie, bracht hij maisbrood in den handel. Hij wist dat zoo smakelijk te bakken, dat de bevolking het met graagte nuttigde.
In 1866 trouwde Reenbertus met Neeltje v. Ravenswaay, eene koloniste van 1845. Hij bemoeide zich aanvankelijk alleen met zijn boerderij en was met Jan van Brussel,
REENBERTUS ALOISIUS TAMMENGA.
ook een kolonist, een der eersten, die naar de goudvelden trok nl.. naar het Wittie Wateraplacer aan de Saramacca. Gelukkig voor hen genazen beide kolonisten heel spoedig van de goudkoorts, deden hun placer over aan Dr. Salomons, en keerden terug naar Paramaribo. Hier werkte Tammenga op zijn boerderij met een of twee nog onder staatstoezicht staande vrijverklaarde slaven. Zijn doorzicht in tal van zaken, zijn gezond oordeel en rijke ervaring hebben hem een plaats bezorgd in tal van commissies. Door zijn kennis van vee en veeziekten kon hij wel eens als veearts dienst doen. In 1897 benoemde de Gouverneur hem tot lid van de Koloniale Staten.
In 1911 schonk de Koningin hem de Orde van Oranje Nassau, die zijn borst op bovenstaande foto siert.
Na 1912 trok hij zich uit het openbare leven terug en leefde met zijn beide dochters op zijn boerderijtje. De eens welvarende boer was arm geworden. Den 16den